Door Gerda J. van Ham
*De balans van het Bosch-jaar in twaalf vragen aan dr. Eric de Bruyn (Antwerpen, 1955), in 2000 gepromoveerd op een proefschrift dat in 2001 als handelseditie verscheen onder de titel 'De vergeten beeldentaal van Jheronimus Bosch - De symboliek van het Hooiwagen-triptiek en de Rotterdamse Marskramer-tondo verklaard vanuit Middelnederlandse teksten'. De Bruyn is lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Jheronimus Bosch Art Center in Den Bosch.
U bent een eminent expert op het terrein van Jheronimus Bosch. Ik ben uw naam tegengekomen in het boek van Henk Boom: De bezeten visionair. U schrijft actief op uw weblog: Wemeldingen. Uw kennis en kunde reikt tot over de landsgrenzen. Inmiddels hebben meer dan 1 miljoen mensen in Den Bosch en Madrid de expositie gezien. Een expositie die breed is uitgemeten in de pers. Kunstrecensenten kwamen superlatieven tekort. Bosch zelf had van al die commotie gesmuld. Zeker ook toen een documentaire olie op het vuur gooide wat toeschrijvingsproblematiek betreft.
Enkele vragen:
1.
Wat is uw algemene oordeel over het Bosch-jaar 2016? Heeft het nieuwe inzichten opgeleverd en hebben we nu een ander beeld omtrent Bosch dan pakweg een jaar geleden? Zijn we in staat steeds een stapje dichter bij de kunstenaar Bosch te komen, of raken we stapsgewijs verder van hem af?
Een jaar dat aan Bosch gewijd is, kan natuurlijk nooit slecht zijn. Twee grote en een aantal kleinere tentoonstellingen, talrijke publicaties en heel wat randactiviteiten hebben Bosch, meer nog dan in 2001, onder het voetlicht gebracht. Voor zover ik dat alles op dit moment kan overschouwen, heeft het echter niet geleid tot grote aardverschuivingen in ons beeld van Bosch. Hier en daar werden echter wel bescheiden stappen vooruit gezet en over het algemeen heb ik zeker niet de indruk dat we verder verwijderd raken van Bosch, integendeel. De extravagante benaderingen (Bosch als ketter, alchemist, psychopaat, drugsgebruiker enzovoort) zijn stilaan achter de horizon verdwenen.
2.
Het Bosch onderzoek culmineerde in 2016 tot een ware hausse aan publicaties. Het leek wel of elke expert een graantje wilde meepikken van de Bosch-gekte. In de winkels lagen de Bosch boeken hoog opgetast, sommige waren nauwelijks open te slaan, zo groot waren de illustraties afgedrukt. Na het scheiden van het kaf en het koren, welke publicatie was voor u de meest verrassende? En waarom?
In 2016 verschenen in elk geval twee, eigenlijk drie, belangrijke publicaties over Bosch: “El Bosco”, de catalogus van de Bosch-tentoonstelling in het Prado, en de twee volumes van het Bosch Research and Conservation Project. Daarnaast is er nog een heleboel verschenen, zowel fictie als non-fictie. Een overkoepelend oordeel over dat alles kan ik echter onmogelijk vellen, want ik ben voorlopig nog volop alles aan het lezen. En ik span niet graag de wagen vóór de paarden. Uw vraag komt dus een jaar of zo te vroeg, maar toegegeven: ik ben een trage lezer.
3.
Bent u op beide exposities geweest, zowel in Den Bosch als in Madrid? Kunt u de beide tentoonstellingen in thematiek en samenhang met elkaar vergelijken? En ook iets over de vormgeving zeggen?
Beide tentoonstellingen waren indrukwekkend: hoe kan het ook anders als zoveel Bosch-originelen bij elkaar gebracht worden. De tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch besteedde iets meer aandacht aan de thematische indeling van de schilderijen en de vormgeving was dankzij de belichting van onderaf eigenlijk fraaier dan in Madrid, waar de aanpak soberder was. Het Prado had echter als pluspunt dat de “Tuin der Lusten” en de “Lissabon-Antonius” aanwezig waren. Deze drieluiken ontbraken in ’s-Hertogenbosch. Ik vond het wel jammer dat geen van beide tentoonstellingen veel aandacht besteedde aan de navolgers van Bosch.
4.
U bent (summa cum laude) gepromoveerd op de Marskramer-figuur in het oeuvre van Jheronimus Bosch. Bij gesloten luiken ziet de Marskramer er op de Hooiwagen-triptiek haveloos uit. Komt deze deerniswekkende figuur ook voor op de overige panelen aan de binnenzijde van dit triptiek? En loopt het goed met hem af, zoals in de catalogus wordt beweerd, of juist slecht. Wat is uw mening?
Nee, een marskramer-figuur komt niet voor op de binnenpanelen van de “Hooiwagen”, maar wel op de Rotterdamse “Marskramer”-tondo (die zelf ooit de buitenluiken van een triptiek vormde). Zoals ik in mijn proefschrift en in mijn boek uit 2001 heb betoogd, kan de beeldketting “marskramer – stok – grommende hond” als de sleutel van de voorstelling gezien worden. Interpreteren we de hond als de duivel en de stok als een verwijzing naar het steunen op het christelijke geloof (twee vormen van beeldspraak die rond 1500 wel vaker voorkwamen), dan kan de conclusie alleen luiden dat de marskramer, zelfs al heeft hij in het verleden gezondigd, goed bezig is: hij houdt met de stok de grommende hond op afstand. Volgens mij stelt de marskramer de mens voor die moet kiezen tussen goed en kwaad, en die – nu hij ouder is en de dood nadert – gekozen heeft voor het goede. Op de buitenluiken van zijn triptieken schilderde Bosch overigens steeds voorbeelden van het goede.
6.
Op de Hooiwagen- triptiek (binnenzijde) komen kinderen voor. In het oeuvre van Bosch zijn er weinig kinderen te bespeuren, naar mijn mening. Hij was zelf kinderloos, wordt altijd vermeld. Welke rol spelen die kinderen in deze Hooiwagen- triptiek?
In elk geval geen doorslaggevende. Zij komen enkel voor in de linkerbenedenhoek van het middenpaneel, bij de zigeunerinnen en de valse bedelaar. De valse bedelaar die begeleid wordt door een jonge knaap was een motief dat meer voorkwam in de laatmiddeleeuwse literatuur en beelding. Misschien zijn de kinderen bij de zigeunerinnen ontvoerde kinderen: ontvoering van kinderen was één van de dingen waar zigeuners rond 1500 van verdacht werden.
7.
Jheronimus Bosch wordt al te vaak getooid met superlatieven, hij zou een genie zijn, een visionair, te vergelijken met de statuur van Erasmus. Er gaapt een grote kloof tussen de meningen van de experts om hem persoonlijk te typeren, in een maatschappij die zover afligt van de onze. Ziet u in hem de wereldse schilder met een buitengewoon talent, of een regionale grootheid die werkte te midden van zijn familieleden in een vermaard atelier in Den Bosch?
Bosch werd meer dan waarschijnlijk opgeleid in het schildersatelier van zijn vader, waar hij samenwerkte met zijn ooms en broer. Jheronimus was binnen dat atelier ongetwijfeld het grootste talent, iemand met een ongewoon ontwikkelde fantasie. Hem een visionair genie noemen gaat wellicht wat ver, maar zijn specialiteit was het schilderen van duivels, de hel en het Laatste Oordeel en daarin was hij één van de allerbesten, zo niet de beste. Zijn talrijke trouvailles of beeldvondsten bewijzen dat.
8.
De expositie in Den Bosch was succesvol, zonder het echte topstuk: de Tuin der Lusten. Er was wel een geschilderde kopie in Den Bosch. Waarom is juist de Tuin der Lusten een enigmatisch kunstwerk? Zit in dit triptiek de ultieme sleutel tot het ontraadselen van de symboliek bij Bosch?
Nee, het zou overdreven zijn om dat zo te stellen. De “Tuin der Lusten” past wel degelijk binnen het oeuvre van Bosch en de symboliek die hij daar gebruikt, verschilt niet wezenlijk van die in andere schilderijen. Het probleem is dat we nog steeds niet goed begrijpen wat hij met het middenpaneel van dat drieluik wilde weergeven. Al raken we het er stilaan wel over eens dat het gaat om zondige erotiek, onkuisheid dus. Maar in welke context we die onkuisheid moeten plaatsen, blijft voorlopig een discussiepunt onder de experten.
9.
Ik meen dat u ergens heeft beweerd, dat de echte kenners in de wereld van Bosch hun mond vol hebben over de Tuin der Lusten, maar nauwelijks zijn geïnteresseerd wat er op elke centimeter van dit drukbevolkte triptiek werkelijk te zien en te beleven is. Op uw weblog vertelt u graag en aanstekelijk wat u ziet en uit welke bronnen u dat herleidt. Weten is meten, wordt wel gezegd. Maar kijken zonder vooroordeel, is maar weinigen gegund. Waar moet het Bosch onderzoek zich in de nabije toekomst op gaan richten?
Ten eerste: verder gaan met archiefonderzoek. Onder meer in Antwerpen, Brussel, Wenen en Spanje. Dat komt op de eerste plaats, is veelbelovend maar tegelijk vormt het een allesbehalve makkelijk karweitje. Ten tweede: meer aandacht besteden aan de zestiende-eeuwse navolging van Bosch, die vaak (maar niet altijd!) kan gelezen worden als een commentaar op de Brabantse meester dat vaak betrouwbaarder is dan wat moderne kunsthistorici over hem vertellen. Ten derde: nog meer “late middeleeuwer” worden door zoveel mogelijk de laatmiddeleeuwse beelding, literatuur en cultuurhistorische context uit te pluizen. Er zijn ondertussen enkele websites die bij dat alles een helpende en sturende hand reiken: er is Bosch.Doc (met archiefmateriaal), er is de site van het BRCP, en er is nu ook JeroenBoschPlaza.com, dat onder meer een forum wenst te bieden aan internationale Bosch-experten.
10.
Denkt u dat het oeuvre van Bosch invloed heeft gehad op de aanklacht van Luther tegen de misstanden in de Roomse Kerk?
Nee, ik denk niet dat Luther veel wist over Bosch. Wel is het zo dat een aantal wantoestanden in de Kerk rond 1500 reeds door Bosch werden aangeklaagd, en die wantoestanden zouden een aantal jaren later leiden tot de Reformatie. Er is dus wel een link met Luther, maar geen directe.
11.
Steeds vaker nemen de technologische innovaties (Ilsink en Koldeweij) op het terrein van de kunstgeschiedenis het over van de ‘old school’ kunstgeschiedenis. Kortom de ontdekkingen in het laboratorium met infraroodreflectografie winnen terrein ten faveure van het bronnenonderzoek, in uw geval de Middeleeuwse manuscripten. Hoe staat u tegenover deze ontwikkelingen?
Gematigd én geboeid. Dat de technologie het aan het overnemen is van de ‘traditionele’ kunstgeschiedenis geloof ik niet. Beide benaderingen zijn belangrijk en zouden eigenlijk zoveel mogelijk de handen in elkaar moeten slaan, naar elkaar moeten luisteren en leren van elkaar.
12.
De wereld van Bosch wordt bevolkt door angstaanjagende monsters en demonen. Er zijn mensen die zijn wereld vol hel en verdoemenis niet kunnen verdragen. In welk opzicht is zijn bizarre universum te vergelijken met onze wereld?
De wereld van Bosch verschilde in essentie niet zoveel van onze wereld. Menselijke zwakheden, zondigheid, misbruiken en hoop op een betere wereld hebben altijd al bestaan en zullen blijven bestaan. In die zin is Bosch’ boodschap (doe het goede en mijd het kwade) nog altijd actueel. Alleen het christelijke perspectief waarin Bosch die boodschap zette, is vandaag voor een groot deel verdwenen. Ofschoon (gelukkig) nog steeds herkenbaar.