Het Centraal Museum in Utrecht heeft een nieuwe tentoonstelling: ‘De ommuurde stad. Geschiedenis van een stadsverdediging’ over de (voormalige) stadsmuren rond Utrecht. In Utrecht is er bijna niets meer over van de stadsmuur, die halverwege de negentiende eeuw is afgebroken en plaats maakte voor het Zocherpark dat nog steeds beeldschoon om de binnenstad gedrapeerd ligt.
Door Lucie Th. Vermij
Eeuwenlang verscholen Nederlandse steden zich achter muren, torens en poorten. Dit was niet voor het mooi, maar ter verdediging. Utrecht was de eerste stad in Nederland die in 1122 stadsrechten kreeg van de Duitse keizer Hendrik V, wat onder meer inhield dat de stad het recht kreeg zichzelf te verdedigen. De stadsverdediging in Utrecht begon als een aarden wal en daaromheen een verdedigingsgracht, vier poorten en enkele natuurstenen torens, maar na de (her)uitvinding van de baksteen veranderde dat in hoge stenen muren met ruim vijftig torens. Voor de inwoners van de stad betekende de stadsmuur dat 's avonds de stadspoorten dicht gingen en ze moesten zorgen dat ze zich dan weer binnen de stadsgrenzen bevonden.
Het ommuren van Utrecht was in feite al veel eerder begonnen, namelijk met de Romeinen, die in het jaar 41 (na Chr.) een groot houten fort bouwden op de plek waar nu het Domplein is. Dit fort, Trajectum geheten, heeft bijna tien eeuwen dienst gedaan, ook nadat de Romeinen bijna driehonderd jaar later weer vertrokken. Lokale bewoners ontleenden er veiligheid aan en vanaf de 7e eeuw werd deze plek de uitvalsbasis voor de Angelsaksische missionarissen die het Europese vasteland wilden kerstenen. Al gauw werd het een bisschoppelijke burcht, uitgebreid met vele kerken en kloosters. Maar toen de nieuwe stadsmuren kwamen – die in totaal vijf kilometer besloegen – is de oude fortificatie afgebroken.
Aan vijanden had Utrecht geen gebrek: in de loop van de eeuwen werd de stad belaagd door Vikingen, Franken, Friezen, Vlamingen, Habsburgers, Fransen, graven van Holland en hertogen van Gelre. De verdediging van de stad werd dan goed georganiseerd. Vanaf 1304 waren burgers van Utrecht zelf verantwoordelijk voor de verdediging van hun stad, beroepssoldaten waren er niet. Burgers waren (verplicht) lid van een beroepsgilde en deze gilden zorgden voor bemanning van de muren en de torens. De hoogte en stevigheid van de verdedigingsmuren hing samen met de wapens waarmee gestreden werd. Die veranderden door de eeuwen heen: van bijlen, speren, pijl-en-boog en zwaarden in de vroege middeleeuwen, tot de latere slingerblijde of ‘trebuchet’, waarmee belegeraars zware stenen en brandende takkenbossen de stad in slingerden, om stadsbewoners te dwingen tot overgave. Een fraai exemplaar is opgesteld in de museumtuin. In de 15e eeuw kwamen de kanonnen met ijzeren kogels, waardoor de stadsmuren lager en robuuster moesten worden. Daar is veel van opgegraven in de loop der eeuwen en dus ook veel van te bewonderen.
Door de eeuwen heen was de Utrechtse ommuring een bron van inspiratie voor schilders en tekenaars. Daarvan is dan ook veel te bewonderen. Er hangen diverse leuke schaatstaferelen van de singels rond de stadsmuur van onder meer Joost Cornelis Droochsloot en Jan ten Compe. Herman Saftleven was zo gefascineerd door de Utrechtse muren dat hij er jarenlang naartoe ging om ze minutieus vast te leggen. Zijn tekeningen zijn een geweldig tijdsdocument dat tot in detail laat zien hoe de Utrechtse omwalling er zo’n 400 jaar geleden uitzag. De tekeningen en schilderijen geven een goede indruk hoe de huidige situatie met de singels zich verhoudt tot toen.
Maar door de politieke ontwikkelingen, waarbij de verschillende gewesten steeds meer gingen samenwerken en samenvloeiden tot één Nederland veranderde ook de defensie van Utrecht. Militaire verdediging van de eigen stad was niet meer zo relevant. Daarmee werden de verdedigingswerken rond individuele steden eigenlijk overbodig; er werd steeds meer geld en energie gestoken aan nieuwe landelijke verdedigingswerken, zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Aan het begin van 19e eeuw waren de Utrechtse stadsmuren ernstig verwaarloosd. In 1830 ontwikkelde de stad dan ook plannen voor het afbreken van de stadsmuren. Dat proces duurde al met al vijftig jaar. Ze werden uiteindelijk vervangen door plantsoenen en woningbouw. Die plantsoenen zijn er nog steeds. Het is bijzonder om Zochers plannen en schetsen daarvan te zien.
De tentoonstelling biedt ruim stof tot reflectie over de functies van de stadsmuur en de vraag waar het eigenlijk veiliger is, binnen de stad of juist daar buiten. In filmpjes va drie minuten laten de Denker des Vaderlands Daan Roovers, historicus Beatrice de Graaf, Commandant der Strijdkrachten Rob Bauer en planoloog Zef Hemel hun gedachten laten gaan over het fenomeen ‘ommuurde stad’ en de gevaren die een stad bedreigen.
Opmerkelijk is een hoekje met een vrouwelijke invalshoek dat is toegevoegd aan het behoorlijk mannelijke gekleurde onderwerp van politiek, geweld en verdediging. Gekoppeld aan de zestiende-eeuwse figuur Trijn van de Leemput – die tijdens een volksopstand waarin vrouwen een belangrijke rol speelden, de gehate Franse dwangburcht Vredenburg sloopte – is er een fototentoonstelling van fotografe Ilvy Njiokiktjien die tien Utrechtse vrouwen heeft geportretteerd die - figuurlijk - in de stad muren afbreken. Planoloog Zef Hemel betoogt dat de laatste decennia steeds meer vrouwen in de stad wonen en dat het steeds vrouwelijker stadsbestuur de binnensteden steeds verder laat vervrouwelijken: autoverkeer aan banden, ruim baan voor (bak)fietsen. Ik vind het er een beetje met de haren bijgesleept.
Herkenningspunten met de huidige stad zijn er in deze tentoonstelling weinig te vinden. Utrecht is goed in het afbreken van saillante gebouwen. Er staat niet een van die toegangspoorten meer, terwijl die er in andere steden nog wel zijn. Van mij hadden er wel wat meer oude stadsplattegronden getoond mogen worden, waarvan er prachtige zijn. Het doet je beseffen hoe snel gebouwen en structuren opkomen en weer verdwijnen, hoe elke tijd zijn problemen en oplossingen had en heeft en dat wij in de 21e eeuw niet per se slimmer zijn in het organiseren van zaken dan – voorbeeld – de middeleeuwers.
Door de corona-crisis is de tentoonstelling een paar maanden later van start gegaan dan oorspronkelijk de bedoeling was. Daardoor viel de opening precies samen met de opening van de Catharijnesingel, waarvan vijftig jaar lang een deel gedempt was ten faveure van een snelweg rond de binnenstad. De hernieuwde aandacht voor de singels, waar nu weer veelvuldig vrolijk wordt gevaren, wakkert vast de interesse voor de geschiedenis ervan aan.
De tentoonstelling 'De ommuurde Stad. Geschiedenis van een stadsverdediging' is te zien tot en met 17 januari 2021.
Centraal Museum, Agnietenstraat 1, 3512 XA Utrecht.
https://www.centraalmuseum.nl/nl/tentoonstellingen/ommuurde-stad
Catalogus: René de Kam, De ommuurde stad, uitgeverij Spectrum, 2020, € 24,99
https://www.allesoverboekenenschrijvers.nl/rene-de-kam-de-ommuurde-stad/
Gilde Utrecht organiseert stadswandelingen die aansluiten bij de tentoonstelling.