Door Lucie Th. Vermij
*Het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft met ‘Chagall, Picasso, Mondriaan en anderen. Migranten in Parijs’ een prachtige nieuwe tentoonstelling in huis. Samensteller Maurice Rummens heeft – grotendeels in het eigen depot van het Stedelijk – honderden kunstwerken geselecteerd van kunstenaars die in de periode van 1900 tot 1960 naar Parijs trokken, aangetrokken door de vernieuwing in de kunsten of vanwege de politieke situatie in eigen land. Bij aankomst waren ze vreemdelingen die de taal nauwelijks spraken, vaak zonder veel geld. Migranten noemen we ze, nu een beladen woord.
De tentoonstelling opent met een zaal waar op een wand oude zwart-wit filmbeelden van Parijs in het begin van de 20e eeuw worden geprojecteerd en muziek uit die tijd klinkt. Aansluitend trekken de grote bewegingen in de wereldgeschiedenis voorbij. De Eerste Wereldoorlog (ook kunstenaars moesten in militaire dienst), de opkomst van het communisme in Rusland en het nazisme in Duitsland, met alle vluchtelingenstromen en politieke schommelingen van dien. Dan de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie daarna.
Dat ook Chagall, Picasso en Mondriaan in hun tijd migrant waren zou je door hun grote roem zomaar vergeten.
Marc Chagall werd geboren in Wit-Rusland en kwam in 1911 voor de eerste maal naar Parijs. Hij voelde zich er in eerste instantie onwelkom en een buitenstaander, maar als Jood was hij er tenminste geen tweederangsburger, zoals in Rusland met zijn pogroms en verplichte woongebieden. Tijdens WO I en de eerste jaren na de Russische revolutie woonde hij weer een paar jaar in Rusland, maar in 1923 vestigde hij zich opnieuw in Parijs. Zijn eerste Parijse jaren had hij een volkskunst-achtige stijl, maar hij liet zich beïnvloeden door het fauvisme, het kubisme en de abstracte kleurvlakken van Robert Delaunay. Zijn Joods-Russische achtergrond bleef sterk aanwezig. Toen hij in de jaren twintig naar Parijs terugkeerde conformeerde hij zich aan de heersende norm en koos hij de liefde als onderwerp. Daarmee oogstte hij veel succes. Er hangen op de tentoonstelling maar liefst achtendertig van zijn werken, waaronder veel onbekende.
De Spanjaard Pablo Picasso kwam ter wereld in Malaga en groeide op in Barcelona. Hij trok rond 1900 voor het eerst naar Parijs, vestigde zich in Montmartre en schilderde wat hij tegenkwam: armen, prostituees, straatcircusartiesten. Hij kende de taal en de cultuur niet goed, maar keek zoveel mogelijk kunst. Om op te vallen koos hij voor het radicale modernisme en experimenteerde met kleuren, materialen en afwijkende perspectieven. Het modernisme bood kunstenaars toegang tot ambitieuze kunsthandelaren, invloedrijke critici en een internationale kring welgestelde verzamelaars. Maar altijd bleef hij zijn Spaanse wortels trouw.
Piet Mondriaan uit 'ons' Amersfoort verhuisde rond 1912 naar Parijs waar hij zich onderdompelde in de experimenterende avant-garde. Hij voelde zich een echte Parijse kosmopoliet. Zijn abstracte beeldtaal van rechte lijnen en vlakken was voor hem universeel en vergelijkbaar met het ritme van de moderne grote stad. Hij verkocht weinig werk maar had wel veel invloed op andere kunstenaars. In zijn vele brieven schreef hij vrijwel niet over cultuurverschillen en sociale ongelijkheid en uitbuiting. Hij had een vriendelijke, tamelijk conventionele kijk op Parijs.
Maar de tentoonstelling biedt veel meer dan deze drie. Er hangen honderden werken van zo’n vijftig beeldend kunstenaars, fotografen en grafisch vormgevers, afkomstig uit de hele wereld. Met veel onbekend werk van bekende namen, een feest van ontdekkingen. Zoals de prominente plek voor het ‘Portret van een oude clown’ van Kees van Dongen en het ‘Bal Tabarin’ van Jan Sluijters. Andere Nederlanders in het internationale gezelschap: Isaac Israëls, Theo van Doesburg, Kees van Dongen, Jeanne Bieruma Oosting, Mommy Schwarz, Emmy Andriesse, Karel Appel en Nicolaas Warb. Dat was het pseudoniem van Fine Warburg, zij mat zich een mannennaam aan om serieus genomen te worden.
Er hangt veel werk van vrouwelijke kunstenaars zoals de Russische avant-gardisten Natalia Goncharova en Sonia Delaunay, de Duitse Germaine Krull en Paula Modersohn-Becker, de Britse Marlow Moss, de Zwitserse Sophie Taeuber en de Algerijnse Baya Mahieddin, om er maar een paar te noemen.
We vinden ons tijdgewricht ongemakkelijk en onrustig, het was in de vorige eeuw niet anders. De grote omwentelingen in de wereld - zoals de strijd voor de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog - hadden hun weerslag op samenstelling van de bevolking van Parijs. Er bleven en blijven mensen komen: uit Afrika, Midden- en Zuid-Amerika, het Midden-Oosten. Dat had zijn weerslag op het door ‘witte mannen’ gedomineerde kunstleven. Vrouwelijke en gekleurde kunstenaars spelen in de tentoonstelling een kleine rol, maar het is belangrijk dat ze tenminste aanwezig zijn. Hun bijdragen smaken naar meer.
Maakt deze tentoonstelling wijzer over migratie? Moeilijk vast te stellen. Er hangen gewoon heel veel heel mooie schilderijen van kunstenaars die hun geboorteland om welke reden dan ook ontvluchtten. Er zijn weinig levensverhalen en migratie-ervaringen bij opgetekend maar het thema heeft intussen een verrassend rijke tentoonstelling opgeleverd, een feest van (h)erkenning en ontdekking om uren in rond te dwalen. Na 1960 verloor Parijs haar leidende rol als kunstcentrum, New York werd het nieuwe mekka.
De tentoonstelling ‘Chagall, Picasso, Mondriaan en anderen. Migranten in Parijs’ is nog te zien t/m 2 februari 2020
https://www.stedelijk.nl/nl/tentoonstellingen/chagall-picasso-mondriaan-migranten-in-parijs