Coronacrisis en klimaatveranderingen hebben bij velen geleid tot een verschuiving in interesses en bezigheden. Minder verre reizen, dichter bij huis, meer interesse voor natuur. Het Centraal Museum in Utrecht sluit daarbij aan met de tentoonstelling ‘De botanische revolutie: over de noodzaak van kunst en tuinieren’.
Door Lucie Th. Vermij
De afgelopen anderhalf jaar hebben velen zich tot hun tuin gewend. Tijdens de lockdowns bleek een moestuin het ultieme project om troost en hoop uit te halen. We droomden van tuinen als een harmonische idylle, een plek voor rust van dagelijkse beslommeringen, voor contemplatie. ‘De botanische revolutie’ in het Centraal Museum laat zien hoe de tuin kunstenaars inspireerde, een staalkaart van artistieke bespiegelingen over de betekenis van de tuin door de eeuwen heen.
De tentoonstelling opent met schilderijen van Adam en Eva in het paradijs en de zondeval van de hand van vroege Utrechtse schilders als Abraham Bloemaert, Jan Saenredam en Roelant Saverij. Er hangt ook hedendaags werk tussen. Aardig kennis van te nemen, maar wie zich gelokt voelde door de titel van de tentoonstelling kan beter even doorlopen.
Want heel fascinerend is de tweede zaal, gewijd aan de volkstuin. Dit fenomeen in en om de grote steden kwam in opkomst in de 19e eeuw tijdens de industriële revolutie. De steden raakten bomvol en arbeiders kregen aan de rand van de stad een stukje grond waarop zij eigen groenten konden kweken. Men hoopte dat dit voor orde en netheid zou zorgen en zou bijdragen aan geduld, vrolijkheid en vriendelijkheid. Heden ten dage zijn die tuinen populairder dan ooit. Er zijn zelfs lange wachtlijsten voor.
Verrassend in deze zaal is het project van de Amsterdamse kunstenaar Elspeth Diederix getiteld ‘Miracle Garden’, een openbare bloementuin in het Amsterdamse Erasmuspark. Alle bloemen die ze er laat groeien documenteert ze in een almaar uitdijend archief, dat hier ook in te zien is. Prachtige bloemen, wonderen der natuur. Een aantal van die honderden natuurfoto’s is groot afgedrukt.
Ook verrassend is de serie foto’s van de Canadese kunstenaar Stan Douglas van de Potsdamer Schrebergarten, een volkstuinencomplex in Potsdam, een curieuze verzameling qua afmetingen identieke lapjes grond, maar totaal verschillend ingevuld. Ieder zijn of haar eigen paradijsje. De een plant bloemen, de ander groenten. De ene tuin is wild en weelderig, de andere heel aangeharkt.
En de Amsterdamse kunstenares Sara Sejon Chang filmde een jaar lang haar volkstuin in Tuinwijck in Amsterdam-Noord. Voor ‘The Garden’ volgde ze de kleur- en vormverandering van de bladeren, het opkomen, ontbinden en afsterven van planten. Het is een meditatieve film geworden over het trage verstrijken van de tijd.
Tot dan toe is het allemaal nog tamelijk lieflijk. Maar dan stuit de bezoeker in de tussenhal ineens op bijzonder ongemakkelijk werk ‘Lawn’ (gazon) van de Zuid-Afrikaanse Lungiswa Gqunta. Zij toont een ‘gazon’ als een gevaarlijk landschap van glasscherven, een veld van ruwe glasscherven, kapotte colaflesjes, verwijzend naar de hekken die rijke Zuid-Afrikanen om hun tuinen hebben gebouwd. Meer nog dan hier is een tuin in Zuid-Afrika een teken van welvaart en privilege, in scherp contrast met het idee van de tuin als rustplek.
De zaal met de titel ‘De botanische revolutie’ gaat over de manier waarop in het Westen in de wetenschap de natuur is geclassificeerd en bestudeerd. Ok hier hangen klassieke schilderwerken met bloemenstillevens, maar de aandacht blijft hangen bij werk van Patricia Kaersenhout (1966), kunstenares, cultureel activiste en feministe met een Surinaamse achtergrond. Zij heeft mooie stille sprekende gelaagde beelden gemaakt, geïnspireerd op de botanische tekeningen van de beroemde botanicus en entomoloog Maria Sibylla Merian (1647-1717). Zij reisde met haar dochter naar Suriname om inheemse planten en insecten te bestuderen en af te beelden. Merian had haar werk niet kunnen maken zonder de hulp van inheemse, Afrikaanse en Javaanse vrouwen, die over een schat aan kennis beschikten van planten en hun geneeskrachtige werking. Hun rol werd genegeerd en uitgewist. Kaersenhout haalt deze vrouwen weer voor het voetlicht.
Het slot is een zaal met werken rond tuinieren in ons ‘antropoceen’, het geologisch tijdperk van de mens, waarin de (desastreuze) invloed van de mens overal op aarde aanwezig is. De ongemakkelijkste zaal. Zo maakte de Japanse kunstenaar Tetsumi Kudo met het kunstwerk ‘Grafted Garden’ al begin jaren zeventig een grimmig tuintje van plastic afval en afgedankte spullen. Hij entte plastic bloemen en planten op aluminium boomstammen.
Onvergetelijk zijn de foto’s van Henk Wildschut in de serie ‘Rooted’ die hij heeft gemaakt in vluchtelingenkampen in Jordanië, Libanon, Calais en Tunesië. Tuintjes verwacht je daar niet. Aangelegd op een plek waar je zo snel mogelijk weer vandaan wilt, vormen ze een pijnlijk tegenstrijdig beeld. Zelfs in de woestijn voelen mensen de behoefte iets te laten groeien en te verzorgen. Hoe uitzichtloos hun situatie ook is, tuinieren en het zien bloeien van planten kan blijkbaar troost bieden. Die troost biedt dat ons allemaal, maar vluchtelingen op drift misschien wel het meest.
‘De Botanische Revolutie: Over de Noodzaak van Kunst en Tuinieren’ in het Centraal Museum is te zien tot 9 januari 2022.
Voor meer informatie: http://www.centraalmuseum.nl
Catalogus: On the Necessity of Gardening; An ABC on Art, Botany and Cultivation, met bijdragen van: Maria Barnas, Jonny Bruce, Laurie Cluitmans, Liesbeth M. Helmus, Erik de Jong, René de Kam, Alhena Katsof, Jamaica Kincaid, Bart Rutten, Catriona Sandilands, Patricia de Vries. Uitgave in samenwerking met uitgeverij Valiz. 29,90 euro