Wie niet onder een steen leeft zal in elk geval hebben vermoed dat de cultuursector voor een groot deel draaiend wordt gehouden door zzp’ers die daar verre van een vetpot mee verdienen. In het deze week verschenen ‘De Kunst van Anders. 6 voorstellen voor Culturele Innovatie’ zet onderzoeksjournalist en adviseur Renée Steenbergen zoveel gitzwarte feiten op een rij – ook over de museumwereld - dat Museumkijker een paar spreekwoordelijke schellen van de ogen vielen. Is het zó erg? Ja, dat is het. Gevolg van strenge bezuinigingen op de maakpraktijk in 2011: het gemiddelde inkomen van beeldende en uitvoerende kunstenaars schommelt tussen de 12.000 en 15.000 euro per jaar. Steenbergen: ‘Dat is feitelijk onder het bestaansminimum.’ Nederland was vanaf 2008 in de greep van een economische recessie geraakt, in 2011 werd een kwart van de cultuurbegroting geschrapt. De kunstsector moest gaan professionaliseren, ‘cultureel ondernemen’ met meer eigen inkomsten werd de norm. Hogere productiviteit bracht echter hogere kosten met zich mee. Steenbergen: ‘En die werden afgewenteld op onderbetaald personeel met weinig tot geen werkzekerheid.’
Veelzeggend: het aantal vrijwilligers en stagiaires in de museale sector is nu 2,5 maal zo groot als het aantal vaste krachten. Nog een paar bittere cijfers: de Kunstenbond berekende dat 88 procent van de corona-steun naar de culturele instellingen is gegaan en slechts 12 procent naar de makers en freelancers. Die, aldus Steenbergen, ‘het leeuwendeel van het werk verzetten in de sector’. De Kunstenbond toonde ook nog eens aan dat zzp’ers tot de zomer van 2022 circa 1,6 miljard euro aan schade hadden geleden.
Onder Steenbergens voorstellen voor culturele innovatie is de herverdeling van financiële middelen, niet voor elke deelsector een geruststellend perspectief. Er is echter sprake van over-financiering van de canon van klassieke kunsten, stelt Steenbergen, die zich gesteund weet door transitie-hoogleraar Derk Loorbach. Die stelt: ‘Vooral de mate van steun aan de duurste kunstvormen, opera en symfonieorkesten, is buitenproportioneel. Voor dat geld kun je veel alternatieven financieren.’ En uiteraard stelt Steenbergen voor en vast dat het de taak is van de overheid om ‘fatsoenlijke betaling te verankeren in een aangepaste arbeidswet met een cao voor zzp’ers en flexwerkers, voor en achter de schermen'.
Staatsecretaris van cultuur en media Gunay Uslu liet deze week in een interview met de NRC weten dat prioriteit nummer één van haar beleid ‘de maker’ is. Er werken ook volgens haar ‘disproportioneel veel’ zzp’ers in de cultuursector: ‘Ze zijn vaak onverzekerd, bouwen geen pensioen op, de honorering is lager, de afgelopen tien jaar zijn er meer dan 20.000 banen verdwenen in de sector: het is kwetsbaar.’ Uslu belooft structureel extra budget voor ‘fair pay’ vanaf 2025: ‘Instellingen die gesubsidieerd worden hebben dan budget om zzp’ers beter te betalen.’ Maar of ze dat als harde subsidievoorwaarde gaat opleggen kan ze nog niet zeggen. Gloort er daarom wel of geen licht aan het einde van de tunnel?
Steenbergen blijft tot de laatste punt van haar boek strijdvaardig. Makers zijn voor haar machtig omdat ze met velen zijn, het is tijd voor wat revolutie in de kunst, er gloort een nieuwe versie van de stelselhervorming van eind jaren '60. De pessimist ziet in De Denker van Rodin (1881) een man die terneergeslagen bij de pakken neerzit, optimisten als Steenbergen iemand die in gepeins creatieve plannen aan het smeden is.
Voor meer informatie en bestellen: http://www.reneesteenbergen.com