*Bovenstaande verbeelding is digitale kunst van Mark P. Witton. Hij visualiseerde de Deinonychus en Sauroposeidon - volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten - als snelle raptors die als paradijsvogels met hun veren pronkten of voor hun jongen zorgden. De huidige generatie paleokunstenaars is bezig met een inhaalslag, benadrukt wetenschapshistoricus/gastconservator Esther van Gelder in de editie van ‘Teylers Magazijn’ die de tentoonstelling ‘Dinomakers’ in Teylers Museum begeleidt: ‘Met publicaties, congressen, een handboek en kunst probeert zij afstand te nemen van de monsterlijke interpretaties van uitgestorven dieren in de populaire media.’
‘Dinomakers. Twee eeuwen verbeelding van de oertijd’ heet de expositie voluit. Tot 1830 bestond het fenomeen paleokunst niet, maar werden al wel versteende resten gevonden van planten en dieren, vaak op vreemde plekken. Van Gelder: ‘Schedels ingekapseld in grotten, kiezen en slagtanden in visnetten, of schelpen op bergtoppen.’ Daar moest natuurlijk een verklaring voor komen. Botten van reuzen? Overblijfselen van leven omgekomen tijdens de Bijbelse zondvloed?
‘Dinomakers’ is een spannend spektakel met hoofdrolspelers die beurtelings in de schijnwerpers staan. Vanaf het einde van de achttiende eeuw gingen onderzoekers versteende resten steeds nauwkeuriger met bestaande dieren vergelijken. De Franse anatoom Georges Cuvier (1796-1832) speelde in die eerste periode een cruciale rol. Van Gelder over zijn grote belang: ‘Na onderzoek aan skeletten van onbekende mega-zoogdieren uit Europa en Zuid-Amerika, concludeerde hij dat het om uitgestorven diersoorten ging.’ Toen er in de St. Pietersberg bij Maastricht resten van meterslange zwemmende hagedissen opdoken, vermoedde hij een ver verleden waarin reptielen het op de aarde voor het zeggen hadden. Voor gelovigen aan de Bijbelse zondvloed-theorie moeten het goddeloze denkbeelden zijn geweest.
Cuvier en collega’s maakten natuurgetrouwe afbeeldingen van fossielen en soms reconstructies van het skelet in een levendige pose, maar durfden het volgens Van Gelder nog niet aan een ‘echte’ voorstelling van de voorwereldlijke monsters te maken. Henry de la Beche (1796-1855), president van de Palaeontological Society in Londen, durfde als eerste de teugels van wetenschappelijke voorzichtigheid te laten vieren en tekende in 1830 onder de titel ‘Duria Antiquior’ een prehistorisch zeelandschap met wild zwemmende en vechtende wezens. Allemaal gebaseerd op de fossiele vondsten van Mary Anning (1799-1847) in de kliffen rondom haar woonplaats Lyme Regis. De paleokunst was geboren, bij De la Beche met een verbeelding van de oertijd als strijdtoneel. Landschapsschilder Joseph Kuwasseg (1799-1859) koos een andere benadering: gebaseerd op fossiel bewijs en de laatste inzichten maakte hij juist veertien vredige oerlandschappen met planten en dieren.
Een super uitje in Londen: in Crystal Palace Park kunnen we nog steeds naar het eerste dinopark te wereld, met tientallen betonnen constructies van prehistorische dieren het levenswerk van kunstenaar Benjamin Waterhouse Hawkins (1807-1894). Het bekendst werd volgens Van Gelder zijn Iguanodon, een forse planteneter uit het vroege Krijt (ca. 125 miljoen jaar geleden). De kunstenaar beeldde het dier af als een enorme hagedis met geschubde huid. Toen het model bijna af was, organiseerde hij op oudejaarsdag 1853 een etentje voor vrienden en wetenschappers in het binnenste van het monster. Van Gelder: ‘Naar verluidt werd het etentje luidkeels zingend afgesloten.’ Museumkijker was er graag bij geweest. Gemist in 1993? Nu in het aanbod van Netflix : Jurassic Park van Steven Spielberg, met dino’s die volgens nieuwe inzichten werden geportretteerd als slimme, actieve en warmbloedige dieren. Op de expositie worden wand vullende filmflarden getoond.
De expositie ‘Dinomakers’ in Teylers Museum duurt tot en met 1 juni.
Voor meer informatie: http://www.teylersmuseum.nl