* Nog twee maanden te gaan in het Spoorwegmuseum in Utrecht: de expositie ‘Sporen naar het front’, met bruiklenen uit Groot-Brittannië, Duitsland, Servië en Slowakije. In de enorme hal van het voormalige Maliebaanstation is de geschiedenis gestold in enorme pantsertreinen, spoorweggeschut, hospitaaltreinen, tanks en een exemplaar van de HSM C 755, het type personenvoertuig derde klasse dat werd gebruikt tijdens de eerste transporten van Westerbork naar de concentratiekampen. Al gauw werden goederenwagons luxueus genoeg gevonden. Beelden van bloedvergieten verdwijnen echter vanzelf naar de achtergrond, zó mooi zijn deze stalen kolossen vooral.
Guus Veenendaal schreef het – voortreffelijke – overzichtsboek dat begint bij opening van de eerste spoorweg in Engeland op 15 september 1830; de expositie focust op deelaspecten uit de geschiedenis van de spoorwegen in oorlogstijd aan de hand van de bruiklenen. Er is voor een aantrekkelijke variatie gezorgd. Zo is er een waterwagen uit de Eerste Wereldoorlog, een 3000 kilo wegend voertuig van 5.80 meter lengte waarmee het front van vers water werd voorzien via het net van smalspoortreinen achter de frontlinies. Cruciaal door de aanvoer van voorraden, manschappen, wapens en munitie, had de loopgravenoorlog zich anders nooit vier jaar kunnen voortslepen. Peter Shaw maakte het - negen meter lange - model van het grootste stuk spoorweggeschut dat ooit werd geproduceerd: het kanon had een lengte van 50 meter, de hoogte was 12 meter en het kon bijna 50 kilometer ver schieten. Het Duitse leger bestelde er tijdens de Tweede Wereldoorlog twee bij de Krupp-fabriek: de Schwerer Gustav en de Dora, vernoemd naar de directeur en zijn vrouw. Daarvan is alleen de Schwerer Gustav ingezet, in 1942 bij de Russische stad Sebastopol. Het bleek een wanproduct, want na slechts 48 schoten te hebben gelost was de loop versleten. Op de expositie is ook een granaat voor de Schwerer Gustav: het ding weegt maar liefst 4700 kilo en is 3.87 meter lang.
De spoorwegen hebben zo’n grote rol gespeeld tijdens de oorlogen van de 20ste eeuw dat makkelijk uit het zicht raakt dat die machinerie in de 19de eeuw eerst moest worden geperfectioneerd. Veenendaal beschrijft die ontwikkeling in een aangename sneltreinvaart. Om te beginnen was er de Duitse optimist die in 1833 voorspelde dat de komst van de spoorwegen zou betekenen dat er nooit meer oorlog kwam. ‘Want wanneer elk land en elke natie duizenden manschappen in korte tijd naar elk gewenst punt zou kunnen brengen, had het toch geen zin meer oorlog te voeren?’ De realiteit van de 19de eeuw – met onder meer de Krimoorlog, de Amerikaanse Burgeroorlog en de Frans-Duitse oorlog waarbij spoorwegen werden ingezet – was meteen anders.
Nooit geweten: de overwinning van de noordelijke staten tijdens de Amerikaanse burgeroorlog was – verklaart Veenendaal - zelfs voor een belangrijk deel te danken aan hun efficiënt georganiseerde spoorwegnet.
Curieus oogt op deze expositie de ‘Schienenwolf’, een voertuig met een haak waarmee bielzen kapot getrokken konden worden. De Duitsers gebruikten de 'Schienenwolf' tijdens de Tweede Wereldoorlog om de opmars van vijandelijke troepen te vertragen. In de 21ste eeuw blijven de spoorwegen cruciaal voor massale militaire transporten, stelt Veenendaal. Een vijand die over zo’n voertuig beschikt, zou daar zo te zien nog steeds zijn voordeel mee kunnen doen.
De expositie ‘Sporen naar het front’ in het Spoorwegmuseum Utrecht duurt tot en met 1 september. Voor meer informatie: www.spoorwegmuseum.nl.