Emoties in de Gouden Eeuw in Frans Hals Museum: wenende Venus moest gezicht in de plooi

Giambattista della Porta. De humania physiognomonia libri III, 1586, collectie Rijksmuseum Amsterdam

Giambattista della Porta. De humania physiognomonia libri III, 1586, collectie Rijksmuseum Amsterdam

* De expositie ‘Emoties – Geschilderde gevoelens in de Gouden Eeuw’ in het Frans Hals Museum begint met prachtig geïllustreerde theorieboeken over gelaatkunde. Die leer gaat ervan uit dat ons uiterlijk de spiegel van onze ziel of ons karakter is, een veronderstelling die door verandering van smaak en opvattingen vanzelf van inhoud veranderde. De vroegst bekende ‘gelaatkundige’ uitgave was van Giambattista della Porta (1535-1615), die in ‘De humana physiognomonia III’ in 1586 nog beweerde: ‘Als je baard scherp verdeeld is in het midden, ben je waarschijnlijk een sensueel en innemend man, maar wel wat geneigd om tweedracht te zaaien.’

In deze vitrine ook Karel van Mander (1548-1606), met zijn ‘Schilder-boeck’ uit 1604 over de levens van Hollandse schilders nog altijd een bekende naam in de kunstgeschiedenis. Daarin wijdde hij - als eerste Nederlandse schrijver – ook een hoofdstuk aan verschillende gemoedsaandoeningen en welke gelaatsuitdrukking daarbij hoort. Geloofwaardig uitbeelden van emoties bepaalde voor Van Mander ‘de ziel’ van een kunstwerk.

Gastconservator Gary Schwartz eert met deze vitrine ook Rembrandt-leerling Samuel van Hoogstraten (1627-1678), van wie in zijn sterfjaar ‘Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst’ verscheen, een ‘buitengewoon waardevol tractaat over de schilderkunst’.  Van Hoogstraten over schilders: ‘Som zijn tot kleinicheyt en netticheyt gedreven. Maer andre zoeken ’t grootst en heerlijkst uit het leven.’ Volgens Schwartz weerspiegelt zijn tractaat de lessen van Rembrandt en kan dat laatste ook op Rembrandt slaan.

Rembrandt (1606-1669) schilderde tot het eind van zijn leven doeken waarop hij emoties in al hun directheid liet zien. Een bewijs van verschuivende smaak uit de tijd dat Rembrandt nog leefde, is ‘Venus en Amor bewenen de dode Adonis’ van Pieter Holsteijn (1618-1658), geschilderd omstreeks 1647. Het schilderij vertelt over de liefde tussen Venus en Adonis, tot woede van Mars, de vaste minnaar van Venus. Hij gaf Adonis de opdracht een wild zwijn te vangen. Dat liep fataal af: het zwijn doorboorde zijn kruis en Adonis overleed. Venus knielt naast hem, er rollen tranen over haar wangen, maar haar gezicht blijft netjes in de plooi. Want dat paste, aldus Schwartz, ‘bij de goede smaak halverwege de zeventiende eeuw’.

Er wordt op deze expositie met meer dan 50 werken, waaronder bijzondere bruiklenen als ‘De Mulat’ van Frans Hals uit het Museum der bildenden Künste in Leipzig, veel en diep geleden en gewanhoopt. Maar Venus mag ook onbezorgd blij zijn op een schilderij van Roeloff van Zijl uit 1625, met Amor schalks glimlachend aan haar zijde. Niks niet netjes in de plooi, dat moest ze pas bij Pieter Holsteijn.

De expositie ‘Emoties – Geschilderde gevoelens in de Gouden Eeuw’ in het Frans Hals Museum (Groot Heiligland 62, Haarlem) duurt tot en met 15 februari. Voor meer informatie: www.franshalsmuseum.nl

 

Cornelis Pieterszoon Holsteijn, Venus en Amor bewenen de dode Adonis, ca. 1647, Frans Hals Museum

Cornelis Pieterszoon Holsteijn, Venus en Amor bewenen de dode Adonis, ca. 1647, Frans Hals Museum

Reageren