Europese primeur bloeiende ananasplant in Mauritshuis: roem voor Agnes Block in 1687

Jan Weenix, Portret va Agnes Block en Sybrand de Flines, met twee kinderen, 1696, collectie Amsterdam Museum

*Op het eerste gezicht lijkt het portret dat Jan Weenix in 1696 van Agnes Block, haar tweede echtgenoot Sybrand de Flines en kinderen schilderde op vele andere die werden gemaakt van welgestelde burgers in de Gouden Eeuw. Op de expositie ‘In Volle Bloei’, waarmee het Mauritshuis zijn 200-jarig bestaan viert, wordt de familie omringd door bloemstillevens uit de tijd tussen globaal 1600 en 1730, een kleurenpracht die tot in de kleinste details bewondering wekt. Bijzonder aan deze Weenix: hij schilderde links op de voorgrond de ananasplant met volgroeide vrucht waar Agnes Block roem mee vergaarde: zij was in 1687 de eerste in Europa die deze van oorsprong Zuid-Amerikaanse plant tot bloei bracht in een verwarmde kas. Conservator Ariane van Suchtelen portretteert Block in het gezelschap van vrouwelijke kunstenaars die zich specialiseerden in het bloemengenre: ‘Niet het feit dat ze vrouw waren staat daarbij voorop, maar de hoge kwaliteit van hun werk.’ Nadat het Rijksmuseum in maart 2021 voor het eerst drie schilderijen van vrouwelijke kunstenaars in de Eregalerij had opgehangen, ook een inhaalslag voor het Mauritshuis.

Maria van Oosterwijck, Bloemen in een ivoren bokaal, circa 1670-1675, collectie Mauritshuis

Op haar buitenplaats Vijverhof aan de Vecht was Block (1629-1704) de spil in een netwerk van botanische wetenschappers en kunstenaars. Ze schilderde/tekende zelf niet maar huurde kunstenaars in om de planten en bloemen die ze had opgekweekt gedocumenteerd naar het leven af te beelden voor in albums. De Delftse kunstverzamelaar Valerius Röver kocht na haar dood vier albums en maakte een inventarislijst op grond van aantekeningen van Block zelf. Zo weten we dat ze ook vrouwelijke kunstenaars inhuurde: Alida Withoos, Maria Moninckx, Maria Sybilla Merian en haar oudste dochter Johanna Helena Herolt. Block bracht in haar tuin maar liefst honderden zeldzame planten bijeen en correspondeerde daarover met botanische geleerden in onder meer Leiden, Amsterdam, Parijs en Bologna. Daar wisselde ze ervaringen over kweken uit met hoogleraar botanie Lelio Trionfetti. Zeker niet makkelijk, berichtte ze hem bijvoorbeeld in 1687: van de honderd soorten die ze in een jaar zaaide kwamen er misschien twintig op, vijf tot zes in bloei.

Maria Sibylla Merian, Twee vlinders op een tak kruisbessenbloesem, particuliere collectie

Het verzamelen en onderzoeken van vooral exotische bloemen en planten was rondom 1600 in een stroomversnelling geraakt toen Europese mogendheden die mee huiswaarts namen van expedities over de wereldzeeën. Van Suchtelen noemt naast Agnes Block ook Marie de Brimeu (een eeuw eerder actief in botanie), tijdgenoot Magdalena Poulle en Agneta en Catharina de Neufville, familie van Block. Marie de Brimeu (c. 1550 – 1605) correspondeerde met de befaamde Zuid-Nederlandse geleerde Carolus Clusius (1526 – 1609), die aan de weg stond van de Leidse Hortus. Volgens Van Suchtelen speelde De Brimeu een sleutelrol in de komst van Clusius naar Leiden: ze stelde hem een deel van haar eigen tuin ter beschikking als privétuin.

Vrouwelijke kunstenaars waren doorgaans afkomstig uit kunstenaarsfamilies en werden thuis opgeleid. Dat was gratis, investeren in een opleiding van vrouwen die toch gingen trouwen, was ongebruikelijk. Een uitzondering was Maria van Oosterwijck (1636-1693), geboren uit een predikantengeslacht in Delft, mogelijk opgeleid door de Utrechtenaar Jan Davidsz de Heem. Zij werd de succesvolste bloemenschilder uit de Noordelijke Nederlanden vóór Rachel Ruysch, naast Maria Sibylla Merian wel bij een breder publiek bekend gebleven. Niet eerder geweten: haar werk vond al tijdens haar leven een weg naar een keur van vorstelijke verzamelingen. Van Suchtelen: ‘Niet alleen de Oostenrijkse keizer Leopold I, maar ook de Cosimo de Medici uit Florence, de Franse koning Lodewijk XIV en de Engels-Nederlandse stadhouder Willem III verwierven schilderijen van haar.’ ‘In Volle Bloei’ brengt de ontwikkeling van het bloemstilleven in beeld van fantasieboeketten en gedurfde constructies naar spektakelstukken. Je kijkt je ogen uit. Voor kenners van botanie zal deze expositie een feest der herkenning zijn.

Anna Ruysch, Bosgrond met bloemen, 1685-1687, particuliere collectie (door bemiddeling van de Hoogsteder Museum Stichting, Den Haag)

‘In Volle Bloei’ in het Mauritshuis duurt tot en met 6 juni. Voor meer informatie: http://www.mauritshuis.nl

 

 

 

 

Reageren