* Schönberg geniet in de eerste plaats faam als de componist die met zijn atonale twaalftoonsysteem een revolutie in de muziek te weeg bracht. Dat schilderen voor Schönberg hetzelfde was als componeren omdat ook schilderen hem de mogelijkheid bood ‘zijn emoties, ideeën en gevoelens mee te delen’, is minder bekend. Het Joods Historisch Museum (JHM) zet Schönberg voor het eerst in Nederland - vanaf maandag te zien - ook als kunstenaar in de schijnwerpers op de expositie ‘Schönberg & Kandinsky. Tegendraads in kunst en muziek’.
Deze kunstenaars zijn als vernieuwers aan elkaar gekoppeld omdat ze ook voor elkaar een inspiratiebron vormden. Wassily Kandinsky (1866-1944) was in de vroege twintigste eeuw een van de belangrijke grondleggers van de abstracte kunst. Arnold Schönberg (1874-1951) zette intussen in Wenen - waar hij geboren was als zoon van joodse immigranten uit Oost-Europa – zijn eerste schreden als de componist voor wie het tonale componeren (met tonen aan elkaar gebonden door een centrale basistoon of toonladder) een knellend keurslijf was geworden.
Kandinsky en zijn collega-kunstvernieuwers die zich Der Blaue Reiter noemden, waren op 2 januari 1911 in München bij een concert van Schönberg dat voor Kandinsky van cruciale betekenis werd. Dit concert gaf hem zelfs ‘de uiteindelijke stoot naar abstractie’, aldus Edward van Voolen, samensteller van de expositie. Kandinsky in een opgetogen brief die hij twee weken later aan Schönberg schreef: ‘U heeft in uw werk dat verwezenlijkt waarnaar ik, in vrije, niet aan vaste vorm gebonden muziek, zo verlangd heb. Het zelfstandig gaan als gevolg van het eigen lot, het eigen leven van elke afzonderlijke stem in uw composities, is precies dat wat ik in beeldende vorm probeer te realiseren.’
Voor Schönberg hoorde kunst – net als muziek - in de wereld van het onderbewuste thuis, antwoordde hij Kandinsky. Daarmee volgde hij de trend van de vernieuwingsbewegingen in de hoofdstad van het vermolde Habsburgse keizerrijk, met Freud die voor een revolutie in de psychologie zorgde met zijn analyse van het ‘onderbewuste’ van patiënten. Later in 1911, na hun eerste ontmoeting, stak Kandinsky ook de loftrompet over Schönbergs kunst. Kandinsky was zelfs zó enthousiast (‘zijn schilderijen begeven zich rechtstreeks op het pad der essentie’) dat hij hem uitnodigde voor de eerste tentoonstelling van Der Blaue Reiter, eind 1911 een spraakmakend evenement voor de promotie van abstracte kunst.
Voor Schönberg, met enorme kritiek overladen omdat zijn muziek nog niet werd begrepen, was de uitnodiging een enorme opsteker. Hij heeft in die tijd zelfs overwogen maar helemaal te stoppen met componeren en door te gaan als kunstenaar. Voorraad genoeg: de overzichtscatalogus die in 2005 werd uitgegeven door het Schönberg Centrum in Wenen telt 347 nummers.
Tijdens de Kristallnacht in Wenen werden in november 1938 42 van de 43 synagogen onherstelbaar verwoest, van de Oostenrijkse joden zouden er 65.000 de holocaust niet overleven. Schönberg vluchtte op tijd – in 1933 – via Frankrijk naar de Verenigde Staten. Om het antisemitisme in Wenen te ontlopen had hij zich in 1898 Luthers laten dopen, in 1933 keerde hij in de liberale synagoge van Parijs terug naar het jodendom. Zijn kunst verhuisde veilig mee naar de VS, daarbij is ook ‘De rode blik’ uit 1910 die Kandinsky voor München selecteerde en die nu in het Joods Historisch Museum is te zien. Angstogen kijken vertwijfeld van het doek, het is een sterk werk, waarmee Schönberg zich met de beste kunstenaars van zijn tijd kon meten.
De expositie ‘Schönberg & Kandinsky. Tegendraads in kunst en muziek’ in het Joods Historisch Museum (JHM) duurt van 18 november tot en met 16 maart. Voor meer informatie: www.jhm.nl.
Dit verhaal staat ook in de regionale bladen van HDC Media: Noordhollands Dagblad, Gooi- en Eemlander, Haarlems Dagblad en Leidsch Dagblad.