Door Gerda J. van Ham
David Hockney (Bradford, 1937) zit in een kleurig gestreept pak breed uit te schilderen. Onder de geruite werkmanspet kijkt hij door zijn gele brilmontuur in een ‘jolly good mood’ om zich heen. In zijn linkerhand houdt hij zijn kwast vast. In zijn andere hand kringelt de rook uit zijn sigaret. Hé, David schildert links, is de eerste gedachte. Maar schijn bedriegt, hij kijkt ons glunderend aan in een spiegel. We zien zijn spiegelbeeld. David schildert wel degelijk rechts, terwijl hij tegelijkertijd geniet van zijn eeuwige sigaret.
Dit recent geschilderde schilderij (2021) is de beelddrager van de expositie: Hockney’s eye in het Teylers Museum. Het is alla prima geschilderd, zonder voorstudie of geprepareerd doek. Het doek is expres onbeschilderd gelaten, net als zijn witte overhemd, waarover de gele stropdas hangt. De smeuïge rode en zwarte kwaststreken van het geruite pak lijken nog nat.
Wie ook graag in de spiegel keek om zijn eigen tronie te schilderen of te tekenen, was Rembrandt. Rembrandt trok soms gekke grimassen, tuitte zijn mond en trok zijn oogleden toe. Op de expositie hangt een klein etsje, op postzegelformaat van Rembrandts bravoure. De spiegel is nog steeds een geliefd en vertrouwd hulpmiddel voor kunstenaars. Ze doen er dagelijks oefeningen mee, volgens Hockney. Hij noemt dat ‘eyeballing’, of wel geconcentreerd kijken. De expositie ‘Hockney’s eye’, gaat over het begrip: eyeballing en de optische hulpmiddelen die dat kijken kunnen vergemakkelijken. Sommigen noemen dat ook wel de trukendoos van de kunstenaar of het geheim van de meester. Er zijn voorbeelden waarbij kunstenaars, zoals Dürer of Saenredam, een perspectiefraam gebruikten om de verhoudingen van de ruimte en het perspectief (ook wel verkort genoemd) te kunnen toepassen.
Hockney’s biograaf en goede vriend Martin Gayford mag de legendarische anekdote graag opdissen. Kerstavond 1985, Hockney heeft zojuist de theaterdecors voltooid voor de productie van Die Zauberflöte in de Scala in Milaan. Zijn maag knort, hij heeft een onbetamelijke trek in Rösti. Hij besluit met een vriend naar Zürich te rijden. Dat is niet naast de deur, maar wel een interessante route. De nieuwe Gotthard tunnel (17 kilometer lang) is zojuist geopend. Hockney wil graag op Kerstavond door die verlaten tunnel rijden. Hij luistert naar Mozart op zijn koptelefoon en geniet van de perfecte rechte lijn als scheiding van twee rijbanen. Er zijn op die bewuste Kerstavond geen tegenliggers. De tunnel is donker, er is geen enkel houvast in ruimte of tijd. In zijn overspannen fantasie voelt hij zich als Dante en Vergillius die afdalen in de Hel. Een kunstzinnig motief dat veel academische kunstenaars in hun verbeeldingskracht wisten op te roepen, denk aan Eugène Delacroix. Voor Hockney telt de inktzwarte tunnel, de perfecte rechte witte lijn en het ultieme moment als het licht opdoemt aan de einder. Zijn kijkervaring is euforisch. De vreugde van het kijken wordt nagenoeg een obsessie. Aan die obsessie ligt zijn liefde voor tekenen ten grondslag.
De expositie opent met een Chinees gezegde: ‘Om te schilderen zijn er 3 elementen nodig: de hand, het oog en het hart. Twee is niet voldoende.’ Dit gezegde wordt dagelijks door Hockney in de praktijk gebracht. Terwijl de fotografie een bliksemsnelle sluitertijd kent, is schilderen of tekenen een proces van tijd en vakmanschap. De tijd verglijdt en het oog oefent zich dagelijks een slag in de rondte. Hockney demonstreert deze methode aan de hand van een Chinese rolschildering in een video film (46 minuten) die hij maakte met zijn vriend Philip Haas: A day on the Grand Canal with the emperor of China (1988). Rond zijn vijftigste (inmiddels 35 jaar geleden) stelde hij zich de vraag: hoe krijg je een kilometerslange keizerlijke optocht overtuigend in beeld? Hockney laat zich aanstekelijk meeslepen door het vakkundig ontbreken van het ruimtelijk perspectief van de Chinese kunstenaar Wang Hui (17 de eeuw). Hui tekende de voorstelling (20 meter) zonder ruimtelijk houvast of een kloppend centraal perspectief. Alle beeldelementen naast, onder en boven elkaar worden op geraffineerde wijze onderling verbonden. We volgen de video camera die over de rolschildering van boot naar boot, van winkeltje naar tuin of tempel gaat. Een hallucinante ervaring die bezoekers niet mogen missen, juist omdat David himself de video onafgebroken van commentaar voorziet, met de hem bekende onderkoelde Engelse understatements.
Magie. Wie herinnert zich niet de lessen mechanica en optica van vroeger. Lenzen, spiegels, de microscoop en met een beetje geluk de Camera Obscura. Ook David Hockney raakte in de ban van de optica en publiceerde in 2001 een omvangrijke studie: Secret Knowledge. Op de cover van het boek prijkt een foto van David die geconcentreerd door een Camera Lucida kijkt. Een jaar lang tekende hij verschillende vrienden met dit ‘lastige’ optische hulpmiddel met diverse spiegels en lenzen. Op de expositie hangen de tekeningen van zijn zus Margareth en vriend Damian Hirst naast elkaar. Gefascineerd door de reflectie op papier trok Hockney de contouren over, om ze geleidelijk met zacht potlood een eigen uitstraling te geven. Elke keer als hij zijn hoofd bewoog moest hij weer opnieuw een standpunt zoeken. Dat het hem niet horendol heeft gemaakt, bevestigt zijn fascinatie en uithoudingsvermogen.
In de ban van de Camera Lucida kreeg hij van de National Gallery in Londen de opdracht om 12 suppoosten te tekenen in hun werk-outfit. Deze op het oog eenvoudige tekeningen hangen naast elkaar, tien mannen en twee vrouwen. Ze zitten op hun stoel en kijken naar Hockney die zelf geduldig tuurt door zijn Camera Lucida. Bij de eerste aanblik ziet de kijker een uniforme groep, gekleed in paars/ blauwe werkkleding, met bijbehorende insignes. Maar wie blijft kijken ontwaart grappige individuele gelaatstrekken of opmerkelijke ringen, brillen, neuzen of oren.
Met zijn stelling dat veel kunstenaars (grofweg vanaf de Renaissance) geïntrigeerd raakten door lenzen en spiegels ontketende Hockney in kunstenaarskringen een ware kruistocht. Onvermoeibaar pleitte hij voor zijn eigen overtuiging en raakte verwikkeld in correspondenties met experts en kunstcritici. Sommigen van hen verwezen deze optie naar het rijk der fabelen, anderen wijdden er pagina’s lange epistels aan. Er ontstonden globaal twee kampen, waar al vlug een Babylonische spraakverwarring heerste. Want veel kunstenaars en kunstkenners vinden het terrein van de optica ingewikkeld en te rationeel wetenschappelijk. Kunst wordt aangewakkerd door de verbeelding en de verbeelding verdraagt geen trucjes en wetten van de mechanica.
Hockney liet zich niet uit het veld slaan, getuige zijn eigen experimenten en creatieve verkenningen. Nog altijd staat hij pal achter het verkregen inzicht dat de grote Franse academische kunstenaar Jean- Dominique Ingres de Camera Lucida gebruikte en Johannes Vermeer de Camera Obscura. Waarom zou je de rijkdom van de optica niet toepassen voor een hoger doel, namelijk de beeldende kunsten?
Hockney’s grote werk Viewers Looking at a Ready-made with Skull and Mirrors, is het toppunt van optische dubbelzinnigheid. De kijker is getuige van een opstelling van vrienden van Hockney in zijn eigen Engelse studio. De spiegels reflecteren de voorstelling vanuit meerdere verdwijnpunten en ook de lichtbronnen zijn gemanipuleerd. Met behulp van zijn vaste technische assistent roept Hockney middels een reuzenformaat digitale print (hij noemt het zelf fotografische tekening), een geënsceneerde wereld op. Door middel van de technologie en de computer is deze ready made een unieke ervaring, alsof de kijker de opstelling vanuit een drone (vroeger het vogelperspectief) waarneemt. Het is ook een ultieme kijkervaring. Steeds weer probeer je te achterhalen wie waar wordt gereflecteerd en hoe. Die man met dat grappige hoedje op, de vrouw met opgestoken haar in haar lange rok. En wat doet het doodshoofd daar hoog op die stapeling van ateliertafeltjes?
Hockney’s eye is een ultieme kijkervaring, een vurig pleidooi om je ogen altijd in stelling te brengen. Kijken is verslavend, maar dan van het levensverkwikkende soort. Elke dag begint Hockney, sinds 2019 woonachtig op het platteland van Normandië met een ipadtekening. Met de app Brushes beweegt hij vingervlug over het scherm. Zijn vingers zijn de penselen, een druk op een toets en hij mengt een nieuwe kleur. Na veel vingerbewegingen tovert hij de mooiste stillevens op zijn ipad, een plantje in de vensterbank, zijn Iphone aan de oplader of de regendruppels aan de dakgoot. Hockney’s Ipad tekeningen (digitale projecties) hangen tussen de schilderijen van het Teylers Museum. Hockney staat er mee op en gaat er mee naar bed, onthult hij in een gesprek met Martin Gayford. En natuurlijk rookt hij er een sigaretje bij.
Hockney’s Eye t/m 29 januari 2023, in samenwerking met The Fitzwilliam Museum en The Heong Gallery, Downing College in Cambridge, Universiteit Cambridge.