* Wie bepaalt wat kunst is? Kunstenaars? Verzamelaars? Publiek? Met de expositie Manifesten wil Museum Kranenburgh in Bergen een platform voor discussie bieden aan de hand van ‘lokale’ boegbeelden van verschillende generaties: de Bergense verzamelaar Piet Boendermaker (1877-1947) en beeldhouwer Folkert de Jong (1972, Egmond aan Zee). Boendermaker raakte rondom 1909 in de ban van de avant-garde van de Nederlandse kunst van die tijd, hij kocht – in totaal zo’n 2500 - werken van onder anderen Charley Toorop, Leo Gestel, Jan Sluijters en Piet Mondriaan. Folkert de Jong verzamelde voor Manifesten twaalf geestverwanten uit een veelheid aan disciplines: van Walter van Beirendonck (mode) tot Jan Dietvorst (sculptuur, tekeningen) en van The Wooster Group (theater) tot Christopher Cogan (installaties).
De expositie bestaat uit twee delen: De Jong en de zijnen op de begane grond, Boendermaker en ‘zijn’ kunstenaars in de ruime ‘ondergrondse’ zaal. Met uitzicht op ‘Dame met grote hoed en sigaret’ van Leo Gestel en nog veel ander moois in Boendermakers nagebouwde Kunstzaal, ontmoeten de generaties elkaar in het antwoord van De Jong – 'ouderwets' uitgetikt de muur - aan zijn collega Piet van Wijngaerdt. Bij een tentoonstelling van artistieke geestverwanten in het Stedelijk Museum in 1916 publiceerde Van Wijngaerdt een manifest waarin hij stelde dat kunstenaars van zijn tijd ‘zich bewust zijn van de maatschappelijke veranderingen en dat zij met hun kunstuitingen moeten reageren op de effecten daarvan’.
Voor Van Wijngaerdt had het beslissende uur geslagen, kunst sprak voor hem de taal van het drama van zijn tijdperk, citeert De Jong hem met instemming. ‘Dat idee heb ik nu ook, en velen met mij. Het idee dat we leven op een breukvlak. Staat onze samenleving net als die van u op kantelen? De lucht loopt uit onze vertrouwde maatschappelijke zwemvesten: het financiële systeem, de democratie, Europa, de universiteit en de wetenschap, de woningbouwcorporaties en wat al niet. Nieuwe zwemvesten die ons drijvende houden zijn nog niet gevonden.’ Het manifest van Van Wijngaerdt pleitte voor ‘een inlevende, expressieve stijl als antwoord op de veranderende maatschappelijke omstandigheden’. De Jong: ‘Het mijne roept op tot een kunst waarin de menselijke maat centraal staat. Een kunst die pleit voor een humane, pluriforme, morele maatschappij. (….) Kunst als pleidooi voor betere, humanere verhoudingen’.
In de grote zaal bij het café, met onvergetelijk uitzicht op het omringende ‘oude’ groen van de Bergense bossen, staat het hoogtepunt van de exp0sitie: De Jongs beeldhouwwerk ‘Seht der Mensch. The Shooting Lesson’ uit 2007, zeven figuren van polyurethaan op omgevallen bomen, bruikleen uit de Rabo Kunstcollectie. De titel verwijst, aldus de toelichting van het museum, naar het Bijbelse ‘Ecce Homo’, het moment waarop Jezus met zijn doornenkroon aan het volk wordt getoond. De Jong heeft archetypen tot leven gewekt die net als wij kwetsbare dolers zijn, als het meezit in zorgzaamheid verenigd. Het is een gróóts werk. Wie bepaalt wat kunst is? Bij ‘Seht der Mensch’ trekken kunstenaar, verzamelaar en publiek woordeloos samen op en is welk manifest dan ook overbodig.
De expositie ‘Manifesten. Tentoonstelling en discussie Boendermaker/Folkert de Jong’ in Museum Kranenburgh in Bergen duurt tot en met 30 augustus. Voor meer informatie: www.kranenburgh.nl