Een mooi gegeven: twee beroemde schilders die tegelijk vrienden en rivalen waren: George Hendrik Breitner (1857-1923) en Isaac Israels (1865-1934), dé smaakmakers van de Tachtigers ofwel de Amsterdamse School, de Amsterdamse impressionisten. Ze begonnen hun looplaan in Den Haag, aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, waar ze opgeleid werden en in de voetsporen traden van de Haagse impressionisten, die vooral natuurtaferelen schilderden. Vrijwel tegelijk verhuisden ze naar Amsterdam, waar de kunstenaars er meer op gebrand waren om het moderne stadse leven op het doek te krijgen. Daar deelden ze hun stijl, onderwerpen en sociale kringen. Ze hebben elkaar bewonderd, benijd en geïnspireerd.
Door Lucie Th. Vermij
*In het Kunstmuseum Den Haag (voorheen het Gemeentemuseum) is een tentoonstelling aan hen gewijd: 'Breitner vs Israels. Vrienden en rivalen'. We zien hoe ze qua thematiek in het begin behoorlijk gelijk op liepen: militaire schilderijen, taferelen met dienstmeisjes (want dure modellen of deftige dames konden ze zich niet permitteren), stadsgezichten. Al werden zij beiden voortrekkers van de Amsterdamse impressionisten, er waren grote verschillen tussen de twee. Breitners werk was – zeker voor die tijd – nogal ruw en ongepolijst. Hij had behoorlijk moeite met de precieze tekenlessen op de Haagse Academie en keek met argusogen naar het technische bekwaamheid van de jonge Israels en zijn vroege succes.
George Hendrik Breitner werd geboren in 1857 in Rotterdam als zoon van een graanimporteur. Het lag in de lijn der verwachtingen dat hij op zijn vaders kantoor zou gaan werken, maar hij volgde zijn hart en ging naar Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Hij gold als een grote belofte, maar werd ook telkens weer aangesproken op zijn gebrek aan techniek. En het ontbrak hem aan vrouwelijke modellen van stand.
Isaac Israels was zeven jaar jonger dan Breitner. Als wonderkind uit intellectuele kringen maakte hij een vliegende start in de kunstwereld. Zijn vader was de beroemde Jozef Israels. Isaac had het kunstenaarschap zeg maar met de paplepel ingegoten gekregen. Hij ging al op zijn dertiende naar diezelfde Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten waar Breitner lessen volgde en verwierf al snel erkenning. Zo kocht de schilder Hendrik Willem Mesdag in 1881 een werk van de pas zestienjarige Israels, dat vervolgens werd getoond op een Haagse tentoonstelling.
In 1886 verhuisden beide kunstenaars naar Amsterdam, waar het moderne leven tot volle bloei was gekomen. De tentoonstelling brengt hun onderlinge relatie als een bokswedstrijd in vijf ronden. De Koninklijke Academie in Den Haag is er Ronde 1. Daarna volgde Ronde 2: de verhuizing van beiden naar Amsterdam. In de tentoonstelling wordt uitgebreid aandacht besteed aan het moment dat Israels voor de etalage van een kunsthandel aan de Kalverstraat in Amsterdam oog in oog staat met een prachtig stadsgezicht in de sneeuw. Dat maakte een 'verwoestende' indruk. 'Ik dacht: 'Ik schei ermee uit, tegen zulk werk kun je toch niet opschilderen', schreef hij aan een vriend. Israels tekent veel maar voltooit weinig schilderijen. Na jaren van vertwijfeling verruilt hij zijn tekenachtige stijl voor de losse toets van Breitner en waagt hij zich ook aan de thematiek van arbeiders en dienstmeiden uit de werkende klasse.
Ronde 3: beide kunstenaars behoren inmiddels tot de belangrijkste smaakmakers van de schilderkunst, Als schilders-van-Tachtig vormen ze de kern van wat nu beschouwd wordt als de eerste echte avant-gardebeweging in Nederland. Kunst is voor deze kunstenaars de meest individuele uiting van emoties, impressies en waarnemingen. Deze nadruk op authenticiteit werkt zowel vernieuwing als onderlinge rivaliteit in de hand. De groep kunstenaars (schilders, schrijvers en dichters) waar zij deel van uitmaken fungeert een beetje als een snelkookpan: de kunstenaars dagen elkaar uit en stimuleren elkaar, maar er is ook veel animositeit. Diepe vriendschappen eindigen nogal eens in slaande ruzies. Regelmatig zijn artistieke meningsverschillen een dekmantel voor liefdesverdriet, gekwetste ego's en angst voor concurrentie.
Ronde 4 is de verbroken vriendschap. Breitner gaat het voor de wind. Hij heeft een mooi model gevonden: de jeugdige frêle Geesje Kwak, die voor hem poseert voor maar liefst dertien schilderijen waarop zij liggend in een Japanse kimono is afgebeeld. Na jaren tobben vindt Israels in zijn schilderijen eindelijk de ruwe ‘touch’ die hij in zijn tekeningen al wel had. Hij gaat ook buiten schilderen.
Ronde 5 is de verzoening. In 1903 treffen beide kunstenaars elkaar weer bij de begrafenis van een gemeenschappelijke vriend en zij begraven de strijdbijl. Waarschijnlijk is dat mogelijk omdat ze allebei hun weg hebben gevonden en ze elkaar artistiek niet meer in de weg zitten. Ze zijn allebei zeer succesvol. Breitner trekt naar de buitenranden van Amsterdam waar hij de havens en pakhuizen schildert. Israels trekt steeds meer naar Frankrijk waar hij het mondaine vrolijke leven van de nouveau riche schildert.
Er zijn prachtige werken te zien, veel is heel bekend, veel ook onbekend. Omdat de werken door elkaar hangen en ze in elkaars richting werken (Breitner werkt steeds preciezer en Israels steeds ruwer) is vaak niet te raden wie wat heeft gemaakt. Dat hebben ze weer mooi gedaan in Den Haag: het is een mooie, inspirerende tentoonstelling.
De tentoonstelling 'Breitner vs Israels. Vrienden en rivalen' is te zien t/m 10 mei 2020.
Kunstmuseum, Stadhouderslaan 41, 2501 CB Den Haag.
Prachtige catalogus: 'Breitner en Israels, Vrienden en rivalen', Wbooks, € 29,95.