De art nouveau die tussen 1890 en 1914 de beeldtaal voor gebouwen, interieurs en gebruiksvoorwerpen domineerde, excelleerde in organische vormen en decoraties waarvoor inspiratie werd gevonden bij planten en dieren. Met een hoofdrol voor vrouwen: zij belichaamden in deze stijl de verlangens en angsten van een samenleving die bekneld zat tussen traditie en vooruitgang. De expositie die voor het Allard Pierson Museum werd gemaakt door gastcurator dr. Yvonne Brentjens heet ‘Godinnen van de art nouveau’. Die godinnen waren multi-inzetbaar. Opmerkelijk voorbeeld: Charles Sykes koos in 1911 Nikè, de gevleugelde godin van de overwinning, als mascotte voor op de Rolls-Royce van autopionier Lord Montagu van Beaulieu. Hij doopte haar ‘The Spirit of Ecstacy’.
De industrialisatie die vaart kreeg in de tweede helft van de negentiende eeuw zette een modernisering in gang die onstuitbaar was. ‘De nieuwe mens’ die hoogleraar Auke van der Woud zo beeldend beschrijft in zijn boek over de culturele revolutie in Nederland rond 1900, ging deel uitmaken van een op consumptie gerichte massacultuur. Nieuwe welvaart bracht voordelen, maar ook nadelen: de traditionele normen en waarden die veiligheid hadden geboden, waren geen vaste bakens meer. De nieuwe mens moest zichzelf opnieuw uitvinden. Brentjens stelt vast (in het januari-nummer van ‘Eigenbouwer, tijdschrift voor de goede smaak’) dat de art nouveau-godinnen op allegorische wijze de strijd belichaamden tussen traditie en moderniteit, lichaam en geest, stad en platteland, tussen naties onderling (fel nationalisme werd trendy) en tussen man en vrouw. De art nouveau-vrouw had twee gezichten: ze omarmde de dualiteit van de natuur, van goed én kwaad. Ze verscheen op het toneel als godin, heks, maagd of verleidster, afgeleiden van de Cleopatra’s, Helena’s, Judiths, Medusa’s en Salomés uit eertijdse eeuwen, of juist als Flora’s, Madonna’s en Psyches.
Bij een bezoek aan de beeldschoon uitgelichte en uitgestalde expositie – met prachtige bruiklenen uit onder meer het Badisches Landesmuseum in Karlsruhe en het Braunschweigisches Museum in Braunschweig – mogen we van Brentjens vermoeden dat de allegorische vrouw in de art nouveau misschien deels niet meer was dan een verkapte uiting van nostalgie en heimwee naar vervlogen tijden. En ‘in het ergste geval was zij een mooi excuus om commercieel lucratieve naakten of halfnaakten te kunnen afbeelden’. Dat terzijde verzekert Brentjens: ‘Maar vaak, en misschien wel op de eerste plaats, was zij een vehikel om uitdrukking te geven aan eigentijdse idealen en maatschappelijke kwesties die speelden, of aan persoonlijke emoties die een uitweg zochten.’ Godinnen met olielampen, fakkels en lantaarns symboliseerden ook vrijheid en verlichting, op weg naar een nieuwe wereld. Theo Molkenboer koos in 1918 een godin voor op zijn affiche voor de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Onverminderd inspirerend, ook na een eeuw.
De expositie ‘Godinnen van de art nouveau’ in het Allard Pierson Museum duurt tot en met 29 augustus. Voor meer informatie: http://www.allardpierson.nl