Henry Moore in Beelden aan Zee: nog steeds onweerstaanbaar vitaal

Henry Moore, King and Queen, 1952-53, cast 1985, brons, expositie Beelden aan Zee, eigen foto

Door Gerda J. van Ham

De Engelse beeldhouwer Henry Moore (1898-1986) heeft van meet af aan gezocht naar harmonieuze schoonheid in materiaal, vorm en onderwerp. Een rondgang door de tentoonstelling Vorm & Materiaal in Beelden aan Zee toont aan dat Moore de menselijke figuur altijd trouw is gebleven. Zijn plastische verkenningen omspannen nagenoeg een eeuw. Als kind zocht hij al interessante vormen uit de steengroeve nabij zijn ouderlijk huis. Tot aan zijn dood bleef hij enthousiast experimenteren: van gepolijst en welvend tot ruw en scherp (‘knife-edged’).

Henry Spencer Moore weigerde zich tot ridder te laten slaan, terwijl zijn verdiensten in de beeldhouw-  en tekenkunst dat in hoge mate rechtvaardigden. Die eigenzinnige houding  hield verband met zijn afkomst. Henry was het zevende kind uit een mijnwerkersgezin uit Castleford. Zijn leefomgeving werd gedomineerd door de kolenindustrie. Toch heeft deze grauwe werkelijkheid nauwelijks vat op hem. Als kind speelde hij in park Adel Woods, met een beroemd rotsblok waar omheen ‘pre-historische bomen’ stonden gegroepeerd. Hij boetseerde met klei en kerfde met scherpe kiezels abstracte figuurtjes. Samen met zijn vriendjes bouwde hij in de steengroeve oventjes om klei te bakken. Met een mesje sneed hij dierenfiguurtjes uit hout. Zijn interesse in plastische vormen werd zelfs aangemoedigd op de Zondagschool, waar de juf vertelde over beroemde beeldhouwers zoals Michelangelo. Hij zou zijn milieu nooit verloochenen. Tijdens zijn leven kon hij even goed opschieten met de Engelse aristocratie (zijn verzamelaars) als de mijnwerkers uit zijn geboortestreek die hij na de oorlog in tekeningen vastlegde met hun kenmerkende helm met lamp.

Date: c.1968 Place: Maquette Studio, Perry Green, Hertfordshire Description: HM working in Maquette Studio. photographer: John Hedgecoe

Zonder een reeks studiebeurzen zou Henry Moore sportinstructeur zijn geworden of leraar, beroepen die zijn dominante vader geschikt voor hem vond. Juist door die studiebeurzen kon hij reizen naar het vaste land van Europa en kennis maken met museale en particuliere collecties. In Musée Guimet in Parijs stonden de schatten van het Franse koloniale verleden nog in de opslag van het depot. Het archaïsche en bijkans abstracte karakter trok hem aan. In Griekenland zag hij de Kariatiden in de nabijheid van de Akropolis. Reizend door Italië keek hij zijn ogen uit naar de kunstwerken uit de Renaissance van Michelangelo en Donatello. Het spanningsveld tussen de etnografie en de klassieke beeldhouwkunst hield hem in zijn greep. In het archaïsche vond hij vitaliteit, in het klassieke idioom een zuivere vorm van menselijkheid. Tijdens zijn opleiding aan de Royal College of Art in South Kensington (Londen) raakte hij bijkans euforisch vanwege de museale kunstcollecties die zich letterlijk op loopafstand bevonden. Zijn eerste jaren als kunststudent ervoer hij als een opwindende droom. Hij bezocht met grote regelmaat het British Museum, de National Gallery en het Victoria & Albert. Zijn fascinatie voor de beeldende kunsten was onbegrensd, hij raakte gefascineerd door Egyptische, Cycladische en Etruskische beelden. En door liggende Pre-Columbiaanse figuren uit Mexico. Later zou hij het complexe houtsnijwerk van Papoea-Nieuw Guinea als uitgangspunt nemen voor zijn open gewerkte beelden met een binnen en een buiten vorm (inside/ outside). Zijn werklust was niet te stuiten, in het bijzijn van  Barbara Hepworth en Ben Nicholson werkte Moore, op een boerderij met twee hectare grond, 14 uur per dag, met als enige onderbreking een koude duik in het verfrissende water van St. Ives.

Henry Moore, Working Model for Reclining Figure Internal/External Form, 1951, gekleurd gips, expositie Beelden aan Zee, eigen foto

Moore werd als kunstenaar pas echt ontdekt tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen zijn beeldhouwactiviteiten stil lagen en hij naarstig op zoek was naar betaald werk. Tijdens een luchtalarm in Londen zocht hij een schuilplaats in de ondergrondse. Wat hij daar aantrof tartte zijn verbeelding. Honderden mensen met kinderen lagen onder dekentjes naast elkaar te wachten tot het morgen werd. De liggende figuren en de welvingen van de dekens om hun lichamen heen maakten diepe indruk. Hij kon deze dramatische beelden niet meer van zijn netvlies wissen. Thuis werkte hij zijn impressies uit in tekeningen van waskrijt, potlood en inkt. Hij tekende schetsboeken vol. Per toeval kreeg kunstkenner Kenneth Clark de ‘shelter drawings’ onder ogen en kocht er tientallen. In deze tekeningen waren zowel de effecten van een schilder als de plastische inzichten van een beeldhouwer verwerkt. Clark raakte onder de indruk van Moore’ s expressieve tekenvaardigheden en vroeg hem zich aan te sluiten bij de War Artist Committee. Moore’s  ‘shelter drawings’ hielpen hem financieel door de oorlog. Zijn reputatie was gevestigd. Na de bevrijding leverde hem dat veel beeldhouwwerk op voor openbare gebouwen en publieke ruimtes in steden die na verwoestende bombardementen weer werden opgebouwd.

Henry Moore, Reclining Figure, No 7, 1980, gekleurd gips, expositie Beelden aan Zee, eigen foto

Een van zijn bekendste beelden staat in het park Middelheim bij Antwerpen. Het betreft de Koning en de Koningin zittend op een bank. Dezelfde beeldengroep zou geplaatst worden op het landgoed van het echtpaar Keswick in Glenkiln, Schotland. Het duurde negen maanden en vele jachtpartijen voordat de ideale locatie gevonden werd in de wilde natuur. Het zonlicht op het brons mocht zijn uitwerking niet missen. Het vorstelijk echtpaar kijkt superieur uit over het Glenkiln Loch, een glooiende heuvel in het moerasachtige landschap. De Koning en de Koningin staan ook in Beelden aan Zee (een gietsel uit 1985). Ook hier speelt het invallende zonlicht een grote rol. Hun armen en benen en ook hun handen en voeten zijn sterk naturalistisch. Bij de breedgeschouderde koning lopen de kroon en zijn baard in elkaar over. Eén oog volstaat in de puntige kin. De koningin, met welvende borstjes, blikt met haar gedraaide gezicht verder weg dan haar eega. Net als bij de ‘shelter drawings’ is de gedrapeerde stof van hun kleding tevens  de anatomie van het lichaam. Volgens kenners probeerde Moore hier het primitieve en het mythologische te combineren.

Moore ontwierp de beeldengroep in 1952-‘53, toen hij dagelijks zijn dochtertje Mary voorlas uit sprookjes. Van belang is de maatverhouding, de open ruimtes tussen de gestalten en de afmeting van de sokkel ten opzichte van de grond. Bij elke schaalvergroting spelen deze factoren een cruciale rol. Hoewel sommige critici de ongebruikelijke combinatie van naturalisme en mythologie afkeurden, werd King and Queen een van Moore’s beroemdste beelden.

Direct bij het begin van de expositie wordt duidelijk dat Moore een verwoed verzamelaar was van alles wat hij al lopend op het strand langs de krijtkusten (Engeland en Frankrijk) opduikelde en in zijn zak stak. De rijkdom van natuurlijke objecten vormden een onuitputtelijke bron voor Moore. Er staat zelfs een olifantenschedel in een vitrine. Moore bezat een soortgelijk exemplaar, ooit geschonken door het echtpaar Sir Julian Huxley (paleontoloog) en zijn vrouw Juliette. Hij begon er uitgebreide studies van te maken vanuit verschillende hoeken en was verbaasd over de complexiteit van de innerlijke structuur. Ook staat er een doos met kiezels, botten, vuurstenen en andere interessante naturalia. Moore speurde graag in deze ‘box of stones and flints’, om in de juiste sfeer te raken en aan de slag te gaan. Bekend is een klein vuursteentje dat op drie scherpe puntjes de grond raakte. De vorm intrigeerde hem en leidde tot zijn monumentale Three Way Piece No 1, Points, 1964-65, in gekleurd gips (nummer 27 in de expositie). Dit beeldhouwwerk eist veel ruimte op. Terwijl er ook juist kleine beelden staan opgesteld die vanuit hun delicate materiaal (bijvoorbeeld groene serpentijn, Hopton Wood stone of travertijn marmer) de aandacht opeisen.

Henry Moore, Broken Figure, 1975, zwart marmer, expositie Beelden aan Zee, eigen foto

Onbetwist een meesterwerk is Broken Figure (1975), vervaardigd in zwart marmer (nummer 59 op de expositie). Moore onthulde: ‘Ik heb nog steeds respect voor de kwaliteit van het materiaal, maar durf het nu ook te pijnigen of te beschadigen, iets wat me veel compositorische vrijheid heeft gegeven’. Het gepolijste zwarte marmer van de gebroken figuur contrasteert met de natuurlijke ruwe textuur die zichtbaar wordt door de breuk. Dit beeld is een goed voorbeeld van Moore’s inspanningen om eigenschappen als ruw en glad, intern en extern, klassiek en romantisch met elkaar in harmonie te brengen.

Voor het eerst zag ik met eigen ogen dat Moore als beeldhouwer zijn gipsen beelden bewerkte met beitels en walnoten inkt. Hij koos liever gekleurd materiaal dan voor het oogverblindende witte marmer uit Carrara. Wit marmer associeerde hij louter met de hoogtepunten uit de Renaissance. Inventief bewerkte hij ook het wat saaie materiaal gips en verlevendigde het met subtiele inkervingen en rudimentaire inktsporen. Reclining Figure No 7 uit 1980 is daarvan een mooi voorbeeld (nummer 1 op de expositie). Moore heeft in opdracht zoveel liggende figuren gemaakt, dat dit exemplaar vooral verwijst naar zijn vroegste werk, dat helaas op deze expositie ontbreekt.

Pebbles, uit 1977 (nummer 56 op de expositie) leidde Moore als vorm van ‘heksen stenen’ af die hij aantrof tijdens zijn wandelingen langs de krijtkust van Norfolk. Terwijl de natuur in geologisch opzicht van binnen naar buiten uitstulpt, is dat voor een beeldhouwer technisch onmogelijk, zodat hij een list moest verzinnen. Wie goed kijkt ziet dat Moore in het gips een breuk heeft gemaakt, om de binnenvorm (soort ei) in de buitenvorm te leggen. Hij heeft de breuk langs de naad aan twee zijden gelijmd, zodat het oogt alsof het een natuurlijk getransformeerd geheel is.

Henry Moore, Head, 1937, groene serpentijn, expositie Beelden aan Zee, eigen foto

Van de buiten opgestelde sculpturen (serie Upright Motive) ben ik minder gecharmeerd. Het zijn een soort totempalen refererend aan de ruïnes die Moore bezocht in Mexico (1953). Ze vormen een dissonant op de expositie. Natuurlijk horen deze mindere beelden in zijn oeuvre, maar ze zijn vormtechnisch niet goed in balans, vanwege de uitvergrote schaal en de lompe modellering. Ook is het jammer dat de nieuwe directeur van Beelden aan Zee, Brigitte Bloksma, voet bij stuk hield om geen tekeningen of voorstudies te exposeren. Beelden aan Zee is louter een daglicht museum, zonder een geschikt prentenkabinet, luidde haar antwoord. Toch komt de ware sculptuur liefhebber aan zijn trekken, want werk van Henry Moore is in Nederland zelden te zien. Haast u langzaam (Festina Lente), anders moet u de oversteek maken naar de Engelse countryside met uitgestrekte eikenbossen en houtwallen, alwaar het voormalige woonhuis van Moore (Perry Green) en de voormalige werkplaatsen eveneens voor bezoekers toegankelijk zijn. Een reden te meer om deze expositie als voorproefje en bewijs te beschouwen van Moore’s  ongebreidelde creatieve vitaliteit.

Beelden aan Zee, Henry Moore, t/m 22 oktober 2023, www.beeldenaanzee.nl

 

Reageren