Zij hing vier jaar geleden majesteitelijk naast Samuel Pozzi, de Man in de rode mantel, op de expositie High Society in het Rijksmuseum. De excentrieke markiezin Luisa Casati, spatte letterlijk met duizelingwekkende verfstreken van het doek. Nu is Luisa te zien op de overrompelende expositie Les Plaisirs et Les Jours in het Petit Palais in Parijs, dit keer niet geflankeerd door hazewindhonden, maar opduikend uit een zee van pauwenveren. En naast Casati schitteren er nog vele andere vrouwen met diepe decolletés en wufte handgebaren.
Maar op de expositie wordt ook duidelijk dat de Italiaanse schilder Giovanni Boldini (1842-1931) meer registers bespeelde. De Parijzenaar staat er voor in de rij tijdens een hittegolf. Boldini schitterde aan het firmament van de Franse Epoque. Dat hij op aangename en minder aangename wijze in contact kwam met Nederlandse kunst was tot deze tentoonstelling niet bekend.
Op een handje vol kunsthistorici na, is Giovanni Boldini in Nederland nauwelijks bekend. Bij het noemen van zijn naam, fronsen er wenkbrauwen. Is dat niet die Italiaanse society schilder van languissante dames in avondjurken met wespentailles en rood getuite lippen? Wat tot nu toe onbekend bleef was dat Boldini gefascineerd raakte door het werk van Frans Hals. En dat hij bij een bezoek aan de Haarlemse schutterstukken het geheim doorgrondde van het schilderen van zwart op zwart. Hij paste deze lastige techniek direct toe op het portret van Henry Gauthier-Villars (1905), bijgenaamd Willy. Met een uitgestreken gezicht boven een wellustige snor kijkt hij met enig dedain uit zijn ogen. Boldini schilderde hem in razendsnelle vegen in wisselende nuances zwart die contrasteren met de witte handschoenen en het smetteloze gesteven overhemd. Willy, compulsief verleider, was de echtgenoot van de schrijfster Colette. Het echtpaar ging over de tong, vanwege een onverkwikkelijke scheiding. Naast Willy hangt het beroemde portret van graaf Robert de Montesquiou, met wandelstok en gecoiffeerd hoofd. De openlijk homoseksuele Montesquiou belichaamde tot in zijn poriën het mondaine Parijs. Proust koos hem niet voor niets uit als een personage in A la recherche du temps perdu.
Boldini, zoon van een schilder van religieuze voorwerpen, bezocht ooit de Florentijnse Kunstacademie. Daar ontmoette hij diverse landschapschilders die bekend zijn geworden onder de geuzennaam ‘Macchiaioli’. Letterlijk betekent het ‘vlekkenmakers’, de Italiaanse variant van het Impressionisme. Toch zou hij zelf aan het begin van zijn carrière in Italië, een voorkeur hebben voor fijnbesnaarde genrevoorstellingen. Les Plaisirs et Les Jours (een uitspraak van Proust) opent met een ruime keuze uit klein werk dat opvalt vanwege de verbluffend vaardige penseelvoering. Boldini draaide zijn hand niet om voor lastige perspectieven, gezichtsexpressies of intieme doorkijkjes. Dat kwam hem goed van pas als hij zich, na een intermezzo in Londen, vanaf zijn dertigste definitief in Parijs vestigt. Daar liep hij binnen bij kunsthandel Goupil. Hij kon direct aan de slag met vrolijke straattaferelen: flanerende moeders met kinderen in Pigalle of Clichy, de omnibus met snuivende paarden, het geroezemoes in de cafés of de innemende Berthe (zijn toenmalige vriendin) in het park. Hij wist zijn werk sierlijk op te dissen met fraaie kleuraccenten en losse toetsen. Om het koperspubliek te behagen schuwde hij het effect niet, hij greep graag terug op thematiek uit de achttiende eeuw, als het om kostumering of enscenering ging. Dat hij af en toe in de schemerzone van de virtuoze kitsch verkeerde, leek hem niet te deren. Hij moest zijn hoofd boven water houden in een stad waar het gonsde van bedrijvigheid en de artistieke rivaliteit angstaanjagend hoog was. Al vlug leerde hij Edgar Degas, kennen, een erudiete vrijgezel met belangwekkende connecties en familie in Italië. Degas zou uitgroeien tot een lieveling van het Parijse publiek met zijn balletdanseressen en pasteltekeningen van badende vrouwen. Er ontstond een intieme vriendschap. En er was sprake van wederzijds respect tussen de kritische persoonlijkheden en grote affiniteit tussen hun werk. Ze bezochten vaak samen exposities en beoordeelden elkaars werk. Op een houtskooltekening zit Edgar Degas, demonstratief op de grond gehurkt, geconcentreerd te kijken naar Boldini’s uitgestalde werk.
Wat het werk van Boldini zo interessant maakt, is zijn vaardige wisseling van techniek in één en het zelfde schilderij. Hij schildert gezichten opvallend gedetailleerd, meestal lichtelijk behaagziek op het flatteuze af. Tegelijkertijd goochelt hij met kwaststreken. In dat opzicht ligt de term ‘virtuoso’ voor het grijpen. In zijn vrije werk is hij wars van gewiekste trucs, zoals in het portret van de politieke held Henri Rochefort. Of de tuinman van de bevriende familie Veil-Picard in Besançon. Kennelijk zat hij bij dit bezoek om schilderdoek verlegen. Boldini besloot de binnenkant van de deksel van zijn verfdoos te beschilderen en maakte een ontroerend intiem portret van een uitgezakte man die met een sigaret in zijn hand op een tuinbank zit. In de verfdoos zitten nog steeds uitgeknepen tubes, maar ook lange kwasten en paletmessen.
Hoe kon de kleine Boldini zulke spectaculaire grote schilderijen maken? Hij moet met behulp van een trap hebben geschilderd, flink boven zijn hoofd, met lange kwasten en op het gevaar af van flinke verfspatten. Op foto’s staat hij parmantig met knijpbril naast Luisa Casati en D’Annuncio op een taboeret. Hij heeft het zelfs gepresteerd om van Emiliana Concha de Ossa zes levensgrote pasteltekeningen te maken. Emiliana, een van zijn maîtresses, spande zich daarna in om de naamsbekendheid van haar kleine vriend met grote aspiraties te vergroten. Zijn vernuftige talent verspreidde zich in de beau monde als een lopend vuurtje. Bij een rondgang door de expositie valt op hoeveel koninklijke en adellijke telgen Boldini schilderde. Zoals Le Petit Subercaseaux, een jongen van acht jaar oud, die met bungelende benen lichtelijk verveeld in satijnzachte kussens zit. Boldini schilderde zijn zijden glanzende kostuum even geraffineerd als een gepolitoerde zilveren bokaal. Wat een delicaat portret. Veel bruiklenen komen uit particuliere collecties, of uit het Museo Giovanni Boldini in Ferrara.
Boldini bleef lang productief en vitaal. Het liefst verkeerde hij in zijn atelier met zijn rijke clientèle, vertrekken waar mooi licht naar binnen viel op monumentale deuren met profiellijsten. In momenten van verdwazing schilderde hij poëtische stillevens van het interieur, gestapelde schilderijen tegen de muur, paperassen, de piano met kandelaars en een spiegel met een kardinaalsbuste van Bernini. Deze kleine getuigenissen vol melancholie zijn oogstrelend. Veelvuldig werd hij uitgekozen om Italië te vertegenwoordigen op de Biënnales in Venetië. Ook werd hem het Légion d’ Honneur verleend. Op zijn negen en zestigste verjaardag schilderde hij zijn zelfportret in een waaier van bruine schakeringen. Uit zijn vermoeide blik spreekt onweerlegbaar melancholie. Hij is een jaar daarvoor opeens getrouwd met een journaliste uit Turijn die hem kwam interviewen voor de Gazzetta del Popolo.
Maar zijn flatteuze werk raakte toch enigszins uit de gratie. De kunsthandel Goupil, waar Theo van Gogh inmiddels werkte, richtte zich vanwege Amerikaanse verzamelaars op de markt van de School van Barbizon en het Impressionisme. En tot zijn schrik en ergernis merkte hij dat in Parijs een Rotterdamse vrijbuiter rondliep, die hem in de adellijke kringen naar de kroon durfde te steken: Kees van Dongen.
Van Dongen choqueert hem met zijn buitenissige schilderijen, in zijn ogen lelijke portretten met angstaanjagende kleuren met dikke korrelige verf. Armen en gezichten worden opeens blauw en groen geschilderd. Het tartte Boldini’s verbeelding. Zelf bleef hij trouw aan het incarnaat van Rubens en Velasquez. De lichaamskleur was bij uitstek lelieblank, hooguit gemengd met een vleugje poeder roze. Die dekselse boomlange Hollander lapte alle regels van het klassieke schilders idioom aan zijn laars. Een rondgang door de laatste zaal van Les Plaisirs et Les Jours, spreekt boekdelen. De ranke vrouwen gekleed in wolken van satijn en tule spetteren van het doek. Hun juwelen schitteren, de ogen lonken, maar geleidelijk dooft het kaarslicht. Nog even flonkeren de laatste witte hoogsels na uit de uitgeknepen tubes verf voor het matrozenpakje van een lieftallig kind (Jean, zoon van Pauline Hugo). Boldini valt vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog pardoes uit de gratie van het wispelturige en dweepzieke koperspubliek. Een nieuwe generatie kunstenaars dient zich aan: Van Gogh, Gauguin en Cézanne.
Petit Palais, t/m 24 juli 2022
www.petitpalais.paris.fr