* Jan Montyn (1924) maakte de Tweede Wereldoorlog in Duitse dienst mee in de loopgraven aan het Oostfront, nam als VN-militair deel aan de oorlog in de Korea, beleefde de verschrikkingen van de Vietnamoorlog en werkte voor humanitaire organisaties tijdens de Rode Khmer-terreur in Cambodja. Met ‘ogen die meer gezien hebben dan de menselijke blik kan verdragen’ voltooide Montyn in de loop van zijn lange leven bijna 3000 etsen waarop hij het leed op zijn netvlies – maar ook privé-geluk – sublimeerde in beelden van grote schoonheid. De Kunsthal Rotterdam brengt de komende maanden 240 werken uit de Montyn-collectie van Rombout van Zwetselaar op de expositie ‘Grenzeloos Gedogen’.
Toen Van Zwetselaar - organisatie-adviseur uit Groenekan – zijn eerste werk van Montyn zag, was het liefde op het eerste gezicht. In ruim een kwart eeuw groeide zijn collectie uit tot zo’n 1500 bladen, die hij – voor de verzamelaar een walhalla - direct onder handbereik thuis kon bewaren. Een jaar of vijf geleden besloot Van Zwetselaar – niet meer de jongste - dat het tijd werd voor een website over Montyns oeuvre, met zijn eigen collectie als fundament. De inventarisatie bleek de spreekwoordelijke rijstebrijberg, maar de website is klaar en zo is de expositie ook een feestje voor de afronding van deze monnikenarbeid.
De vroegste werken op de website zijn grimmige tekeningen die Montyn in 1944 in de loopgraven van het front in Koerland en aan de Neckar maakte. Met een paar ‘simpele’ lijnen wist Montyn de desolate sfeer van een landschap in oorlog op te roepen, met contouren van soldaten die willoze slachtoffers zijn, van elke heroïek ontbloot. Was de zwaar gereformeerde jongen uit Oudewater – een dorp in Zuid-Holland – dáár naar op zoek geweest toen hij als zeventienjarige lid werd van de Jeugdstorm en via weersportkampen in Oostenrijk eerst bij de Kriegsmarine aanmonsterde?
Hij wilde hoe dan ook wég uit zijn benauwde milieu en had – naar eigen zeggen - geen idee wat Hitler deed. Want, moest hij in 2006 nóg een keer uitleggen in een interview: ,,We hadden geen radio, we lazen geen krant. Wat wist ik nou?’’ Montyn boette er na 1945 voor met drie jaar heropvoedingskamp. En zette zich in de jaren zestig en zeventig met tomeloze inzet vrijwillig in als hulpverlener voor humanitaire organisaties in de oorlogsgebieden in Vietnam, Cambodja, Thailand en Laos.
Onder de kop ‘Je zou zeggen dat ik de oorlogen opzoek, maar dat is niet zo’, liet Dirk Ayelt Kooiman de kunstenaar in 1980 aan het woord in Vrij Nederland, een vooruitblik op zijn veelgeprezen roman over Montyn uit 1982. Gevraagd naar zijn herinnering aan de extreem gewelddadige Amerikaanse bombardementen op Hanoi tijdens de kerstdagen van 1973, analyseerde Montyn: ,,Het is me nooit te doen geweest om het militaire aspect van zo’n oorlog, het gaat me om de menselijke kant. En eigenlijk ben ik dan bezig met mezelf, dat geldt voor mijn kunstenaarschap, dat in die mensen daar een voedingsbodem heeft, en het geldt voor mijn identiteit. Als ik daar mensen transporteer die geblesseerd of verminkt zijn, dan sjouw ik met mezelf rond, met m’n verleden, met alles erop en eraan.’’
Naast de werken die blijven hangen, staan tijdens de expositie met wisselende voorbeelden drie thema’s over Montyns kunstenaarschap centraal: identiteit (zijn zoeken naar een handschrift, tot 4 maart), bevrijding (oorlog en hoop, tot 22 april) en ruimte (reizen en landschappen, tot 27 mei). Montyn – autodidact - liet zich bij zijn zoeken naar eigen handschrift eerst inspireren door de etstechniek van Anton Heyboer. Heyboer – met wie hij in 1957 bevriend was geraakt - leerde hem experimenteren met ongebruikelijke tekeninstrumenten als spijkers, scherven en schroevendraaiers. Montyn oefende zich ook in tekenen en schilderen, maar ontdekte al snel dat hij zich bij de etstechniek het meeste thuis voelde omdat weerbarstig materiaal als metaal, koper of zink hem het meest inspireerde. Om zijn productie-snelheid te vergroten, ging hij voor het eerst etsen met onverdund zoutzuur.
Experimenten in vorm en kleur leidden tot hoogtepunten als ‘Landschap met zeven gele zonnen’, een verstild werk uit 1966 dat met zijn trefzekere lijnen herinnert aan de tekeningen waarop Montyn de essentie van de sfeer aan het Oostfront had getroffen. De serie Paradis terrestre’ uit 1965 – met voor het eerst lyrische dichtregels - was een verwelkoming van zijn nieuwe liefde Elja Julien en een afscheid van Thom Gerrard, met wie hij een aantal jaren door Spanje en Noord-Afrika had gereisd. Tekens en symbolen deden hun intrede in zijn kunst, wie ze eenmaal heeft gezien, zal ze voor altijd met Montyn associëren.
‘Herenigd gebergte’ droeg Montyn in 1974 op aan zijn beide exen, ook van Elja Julien had hij inmiddels afscheid genomen. Het is een ontroerend werk: Gerrard, gestorven door zelfmoord, ligt onder de aarde en is door ranke lijnen met de bovenwereld verbonden. In 1975 trouwde Montyn met de Chinees-Indische Tjia Hi-en, zijn laatste grote liefde, met wie hij in 1977 dochter Carolynne kreeg.
Titels als ‘Het verlangen naar eenheid’ (uit 1972) en ‘Aan de overlevenden van Quang Tri’ (uit 1974) zeggen genoeg over het thema waarbij Montyn ook lang ná de tragedies in Vietnam en Cambodja geregeld zou terugkeren. Zoals met ‘Het tomeloze vuur’ en ‘De offers’, allebei uit 1991. Zijn zoektocht naar innerlijke vrede en verlichting – Montyn ging een aantal keren in retraite in boeddhistische en hindoëistische tempels - verbeeldde hij in 1978 in de serie ‘Those nine silent places’, ‘stille’ etsen van grote schoonheid. Klopt het dat Montyn tenslotte ook weer innerlijke rust in Nederland kon vinden? Bij het maken van ‘Landschap in de regen’ en ‘Het dorp’ – oer-Hollandse taferelen - moet de kunstenaar in 1986 op zijn minst even aan het landelijke Oudewater hebben gedacht.
De expositie ‘Grenzeloos gedogen’ van Jan Montyn in de Kunsthal Rotterdam duurt tot en met 26 mei. Voor meer informatie: www.kunsthal.nl en www.janmontyncollection.com.
Eerder verschenen in de Wegener-kranten van De Persdienst, voorheen GPD