* De Amerikaanse kunstenaar-graficus Ronald Brooks Kitaj (1932-2007) groeide op in Ohio in een seculier-joodse familie van Oost-Europese immigranten. De expositie ‘R.B. Kitaj: Unpacking My Library’ in het Joods Historisch Museum (JHM) geeft een indringend beeld van Kitaj’s gedreven zoektocht naar zijn joodse identiteit en zijn ideeën over ‘diaspora-kunst’ nadat hij - vanaf 1951 in Europa – werd geconfronteerd met de gruwelijkheden van de holocaust.
Een citaat uit 1984 toont het schuldgevoel dat hij met veel joodse Amerikanen deelde: ‘(….) terwijl ik aan het honkballen was, naar de film ging en op de middelbare school zat en ervan droomde kunstenaar te worden, werd een derde van ons volk vermoord.’
Volgens JHM-conservator Mirjam Knotter - verantwoordelijk voor de expositie en auteur van de rijke publicatie - herkende Kitaj in het werk van Franz Kafka ‘een ‘condition of Jewishness’ die hij zelf ook voelde: het leven in diaspora en de daarmee gepaard gaande dilemma’s van ontworteling en ontheemding’. Boeken waren volgens Knotter voor Kitaj wat bomen waren voor een landschapsschilder: een bron van inspiratie. Hij zei het zelf in 1990 zo: ‘Ik ben een boekengek (geen wetenschapper) en daarin even eigenaardig als ieder ander die met de boekenziekte is besmet, vooral omdat de beelden die ik met ongeschoolde passie maak door mijn boeken worden aangewakkerd…’
In nauwe samenwerking met Chris Prater, meester-zeefdrukker van de Britse pop-art, realiseerde Kitaj in 1969 en 1970 een omvangrijk portfolio met zeefdrukken van boekomslagen‘ onder de titel ‘In Our Time: Covers for a Small Library After the Life for the Most Part’. Kitaj’s passie waaierde blijkens de prachtige voorbeelden op de expositie breed uit: in de vitrines treffen we ‘How to Read’ van Ezra Pound en ‘Articles and Pamphlets’ van Maxim Gorky, maar ook auteurs als Wyndham Lewis, George Gissing en Gertrude Stein.
Kitaj schreef, aldus Knotter, ‘bij veel van zijn werk commentaren en toelichtingen: aforismen, kwinkslagen en filosofische en (kunst)historische beschouwingen. Deze werkwijze leverde hem zowel grote bewondering als felle kritiek op. Enkele kunsthistorici meenden dat Kitaj zich daarmee op hún werkterrein begaf’. In 1994 bood de Tate Gallery in Londen hem een retrospectief aan, waarbij de kunstenaar werd gevraagd zijn werk zelf van geschreven commentaren te voorzien. De expositie in zijn woonplaats had het hoogtepunt van zijn carrière moeten worden, het werd een drama. Het publiek was enthousiast, maar er verschenen zeer negatieve recensies waarin de kunstenaar persoonlijk werd aangevallen als ‘pseudo-intellectueel’ en ‘name-dropper’.
Kitaj, zijn vrouw Sandra Fisher, collega’s van de School of Londen (met grote namen als Frank Auerbach, Lucian Freud en David Hockney) en vele andere betrokkenen, onder wie Paul McCartney die een steunbetuiging schreef, waren diep geschokt. Knotter: ‘Toen Sandra Fisher kort daarop op 47-jarige leeftijd aan een hersenaneurysma overleed, hield Kitaj de kunstcritici verantwoordelijk voor haar dood. De pers, zo redeneerde de hevig aangeslagen Kitaj, had het op hem gemikt, maar zijn vrouw getroffen.’
In 1997 nam Kitaj op de zomerexpositie van de Royal Academy wraak met ‘The Killer-Critic Assasinated by his Widower, Even’, een doek waarop hij de kunstcritici verbeeldde als een veelogig monster met een slangentong. Op de JHM-expositie is het woedende schilderij is nu een van de hoogtepunten. Kitaj vestigde zich datzelfde jaar weer in de VS, waar hij nog een aantal productieve jaren beleefde voor hij de diagnose parkinsonisme kreeg. Lijdend aan een depressie maakte hij in 2007 een eind aan zijn leven.
De expositie ‘R.B. Kitaj. Unpacking My Library’ in het Joods Historisch Museum duurt tot en met 12 juli. Voor meer informatie: www.jhm.nl.