Het Kröller-Müller Museu presenteert voor het eerst alle vijftien ‘Shows‘ van Marinus Boezem uit de jaren 1964-1969: ontwerpschetsen voor tentoonstellingsprojecten die op bestelling geleverd konden worden. De bekendste schepping van Boezem is zijn ‘Groene Kathedraal‘ in Flevoland. Met generatiegenoten Jan Dibbets en Ger van Elk nam hij deel aan veel internationale tentoonstellingen. Antje von Graevenitz ging naar Otterlo, terug in de tijd.
Door Antje von Graevenitz
Wind is een wendbaar medium, hij beïnvloedt vormen, geluiden, prikkels op de huid - steeds meervoudige sensitieve ervaringen. Het was vooral de nu 87-jarige Marinus Boezem, bekend als Nederlands vertegenwoordiger van de internationale Arte Povera en Concept Art, die wind vanaf de jaren zestig intensief ontwikkelde als ‘materiaal’ voor zijn interdisciplinaire kunst. Meest opzienbarend zijn de sinds 1996 hoog gegroeide populieren van zijn ‘Groene Kathedraal‘, de plattegrond van de kathedraal van Reims in 174 stammen in de buurt van Almere. Bladeren en takken zwaaien er in de wind en produceren wisselend geruis. De alomvattende serene ervaring maakt het tot een ‘Gesamtkunstwerk‘.
Wind bepaalt in Boezems kunst het kinetische karakter. Net als licht, tijd en ruimte is beweging iets werkelijks en geeft aan eigenlijk fictieve kunst toch een paradoxale noot. Het zijn bewegende vormen in de lucht zoals die sinds de jaren twintig ook in andere kunstrichtingen (Calder) op een steeds andere manier voorkomen. Voor de vijftien ‘Shows‘ uit de jaren zestig, die hij eerst conceptueel tekende en toen gedeeltelijk uitvoerde was de technische dienst van het Kröller-Müller nu de uitvoerende partner van de kunstenaar, Boezem regisseerde zijn tentoonstelling hoofdzakelijk vanuit zijn woonplaats Middelburg. Ter vergelijking van projectie en museale uitvoering hangen in het museum de (show-)tekeningen en teksten op een lange muur bij elkaar.
De getekende ideeën laten je smullen van Boezems fantasie en inventiviteit, de in Otterlo uitgevoerde stukken – opnieuw of voor het eerst - des te meer. Soms hebben ze iets weg van een pretpark. Speels is zijn werk in elk geval. Dat maakte de kunstenaar geliefd op internationale tentoonstellingen. Weliswaar hoorde Boezem nergens bij, maar hij heeft kunstbewegingen als Arte Povera en Process Art sinds 1964 wel begeleid en soms ook mede beïnvloed. Op vele internationale tentoonstellingen was hij vertegenwoordigd met Ger van Elk en Jan Dibbets. Onvergetelijk hilarisch was bijvoorbeeld zijn bijdrage aan de befaamde tentoonstelling ‘Op losse schroeven, situaties en cryptostructuren‘ in het Stedelijk Museum Amsterdam in 1969, toen hij – net een goede huisvrouw - beddenlakens uit de ramen van het museum naar buiten liet zwaaien. Zo werd al op straat zichtbaar dat het museum waarachtig op losse schroeven was gezet.
De tentoonstelling begint nu binnen met een vermakelijk werk dat participatie moet uitlokken: bonte spuitbussen hangen op verschillende hoogte voor drie witte taferelen (Show III, Picturale Illusies, uit 1964/65). Toen ik er was, had nog niemand de witte vlakken ingekleurd. Zou iemand het aandurven? Spuitbussen voor de productie van luchtdruk vallen nog niet meteen als Boezems hoofdaspect ‘wind’ op, maar verder wel als gemene deler van zijn werk. Er volgt een liefelijk tafereel: in een kamertje wervelen achter glas witte donzen veertjes door elkaar, omhooggeblazen door een ventilator. Het werk lijkt een ode aan de beeldreliëfs met bewegende donzen veertjes, die Henk Peeters vanaf 1961 aan de Nederlandse ‘Nul‘-groep bijdroeg. Een ervan noemde hij toen ‘Muizennest‘. Maar Boezem heeft verder met de Nul-groep niets te maken gehad. Al gauw sta je in de tentoonstelling voor zijn vijf ronde tafeltjes, waarop witte lakens rondom wapperen. Ventilatoren eronder doen hun werk, ze worden door Boezem vrijelijk getoond. Ze horen nu eenmaal bij het kunstwerk. Met deze vijf wapperende tafellakens (Show XIV Soft Tables uit 1968) zette indertijd de bekendheid van Boezems werk in: ze leken banaal en toch gedurfd, even wit als Zero-kunst en toch meer ready-made-achtig dan typische Pop Art. Bewegend als kinetische kunst, maar toch geen abstracte kinetische objecten.
Wapperende witte stof is er nadrukkelijk en herhaaldelijk te zien, bijvoorbeeld in een lege ruimte met zwaaiende witte gordijnen ter begrenzing van dit bewegende ‘environment’. En opnieuw andere ‘Wind Tafels‘ onder wapperende gordijnen van fictieve ramen, in 1968 te zien in een baanbrekende Show „Air Environment“ in Galerie Riekje Swart in Amsterdam, toen nog op haar locatie aan de Keizersgracht. Op de opening wreven kunstenaars die bij Riekje steeds abstracte kunst hadden getoond, hun ogen uit. Voor alle getuigen was het een uiterst ongewone gewaarwording, waarover hevig werd gediscussieerd. De galeriste gold daarmee een beetje als verraadster van abstracte kunst. Galerie Art & Project nam al gauw de (losse) groep van Jan Dibbets, Ger van Elk en Boezem van haar over.
Er zijn ook ‘shows‘ in Otterlo zonder dat er wind aan te pas komt, zoals steeds veranderend schuim in een glazen hok (Show VI, Schuimkamer uit 1965) en de spiegel-corridor (Show XII, spiegelend plafond ruimte-suggestie uit 1967), die passeerders oneindig in een fictieve ruimte reflecteert. Toch blijven lucht en wind de drijvende krachten. Met de zand-fontein in een vitrine eindigt de tentoonstelling. Ernaast wordt Gary Schums fameuze „Land Art-Film“ voor de Sender Freies Berlin uit 1969 getoond. Op de buis leek de fontein van zand torenhoog, terwijl die in werkelijkheid voor de film-opname piepklein was. Schum geloofde eigenlijk meer in ‘echte’ Land Art-proporties. Boezem leverde die dan toch nog voor de film door hoog boven in de lucht met behulp van een sportvliegtuigje zijn naam te laten schrijven. Maar de signatuur was ‘gone with the wind’. De hemel kon geen eigendom van Boezem worden. Hoewel hij ermee deed wat Schum van hem had verwacht, bleef hij steeds trouw aan het ironiserende gebaar. Met een smile verlaat je zijn tentoonstelling, hopelijk de eerste op weg naar een retrospectief.
In ‘Show me Marinus Boezem‘, de film die Paul Kramer met cameraman Martin Tervoort maakte, te zien op de expositie, komt de kunstenaar uitvoerig aan het woord.
Te prijzen is ook de catalogus, de teksten en citaten van Boezem bij de kunstwerken zijn doeltreffend. Bovendien zet Frans Josef Witteman Boezem in het voorwoord – anders dan men in monografische catalogi gewend is – veelvoudig in een kader van andere kunst en kunstenaars. En geeft extra informatie.
De expositie ‘Marinus Boezem. Alle Shows‘ in het Kröller-Müller Museum duurt tot en met 14 november. De gelijknamige catalogus kost 19,95 euro. Voor meer informatie: http://www.krollermuller.nl