Museum De Lakenhal presenteert tot februari 2020 de tentoonstelling 'Jonge Rembrandt - Rising Star', de eerste overzichtstentoonstelling exclusief aan het vroegste werk van Rembrandt (1606 - 1669) gewijd. Kunsthistorica Gerda J. van Ham beet zich vast in de puzzel van zijn 'Leids Historiestuk' uit 1626. 'Een kwellend, onopgelost raadsel', dat al een eeuw 'menig kunstkenner hoofdbrekens kost'. Wat stelt het tafereel voor? 'Cold case Rembrandt 1626': Van Ham weet het na haar grondige speurwerk zeker: een scène uit het leven van de bijbelse Jozef.
Door Gerda J. van Ham
*Onze nationale volksheld Rembrandt van Rijn wordt nog altijd met tromgeroffel herdacht. Onlangs verscheen Onno Bloms biografie ‘De jonge Rembrandt’ (en een tv-serie). Daarin observeert Rembrandt als molenaarszoon de onafzienbare stoet immigranten bij de Leidse stadspoort. Hij leert het schildersvak en ontwikkelt zich van ambachtelijk schilder tot ambitieuze kunstenaar die de secretaris van Frederik Hendrik, Constantijn Huygens, weet te bekoren met zijn talent en bravoure. Ja, die zelfs Huygens’ advies om naar Italië af te reizen en daar de Klassieken te bestuderen durft af te wimpelen.
Ondanks die verzengende drang om Rembrandt ‘tot leven te laten komen’ is er nog altijd sprake van een kwellend, onopgelost raadsel: wat stelt het ‘Leids Historiestuk’ uit 1626 voor? Al een eeuw heeft het veel pennen in beweging gezet en menig kunstkenner hoofdbrekens gekost. Onlangs is het in stilte omgedoopt tot ‘Historiestuk met zelfportret van de schilder’, maar dat biedt geen uitsluitsel.
Het werk, dat vanaf 2 november in de Lakenhal hangt op de expositie ‘De jonge Rembrandt – Rising Star’, intrigeert mij; het is immers Rembrandts visitekaartje geweest om historieschilder te worden, het hoogst aangeschreven genre in de Gouden Eeuw.
Ontegenzeggelijk oogt het ‘Leids Historiestuk’ als een schouwtoneel, met hooggeplaatste personen en een lijfwacht strak in het gelid. Wie zijn de drie mannen van wie er twee nederig knielen en één staand een eed zweert? Op de achtergrond een kerk, gebouwen en een zuil. Het is een overbevolkte scène waarin het personage met de kroon op zijn hoofd, de gebiedende scepter en de ruimvallende boven- en ondermantel als eerste moet worden geïdentificeerd. Is hij een vorst, consul of generaal? Zijn gezichtsexpressie speelt een cruciale rol. Is hij woedend, verbaasd, gramstorig, mild geluimd of ongenaakbaar? Er zit een zekere spanning in de theatrale ambiance vol musketten en bajonetten. En wat doet die verbaasde schrijver achter de tafel met gefronste wenkbrauwen in het middelpunt van de kijker? Het fraai uitgedoste personage links van de hoofdpersoon met sierspeld op zijn flamboyante hoed en oorbel spreekt tot de verbeelding, maar niemand kent zijn naam.
Waarom is het nog nooit gelukt dit drukbevolkte schouwtoneel te ontrafelen, terwijl het Rembrandt Research Project van Ernst van de Wetering meer dan dertig jaar bezig is geweest om Rembrandts leven en werk zowel boven als onder de verf grondig te bestuderen?
Het is in misdaadtermen een cold case die een kunsthistoricus graag wil oplossen. Er bestaan zo’n twintig interpretaties zodat het er alle schijn van heeft dat een nieuw eenduidig antwoord op voorhand wordt afgewimpeld, of nog jaren op zich laat wachten.
In alle tot nu toe gepubliceerde artikelen wordt vooral eruditie tentoongespreid, door elkaar aftroevende connaisseurs: het schilderij stelt de rechtspraak van consul Brutus voor. De onrechtvaardigheid van Piso. De grootmoedigheid van Alexander de Grote. De samenzwering van Claudius Civilis. Wetenschappers slaan elkaar om de oren met hun klassieke kennis, omdat Rembrandt op de Latijnse School zat en ook nog twee jaar onderwijs volgde op de Leidse Academie.
Het liefst plaatsen de kunsthistorici de jeugdige Rembrandt met denkbeeldige lauwerkrans direct op de Olympus zodat hij moeiteloos kan wedijveren met uomo universale Rubens. Maar was het niet zijn doel om herkenbare onderwerpen te schilderen voor zijn clientèle? Dat had hij geleerd bij de Amsterdamse historieschilder Lastman toen Rembrandt de begeerde titel ‘meester’ wist te verwerven.
Bevinden we ons in de Klassieke Oudheid, de mythologie, zijn we getuigen van historische of politieke schermutselingen? Of is een bijbelverhaal als bron gebruikt?
Tegenwoordig zijn veel wetenschappers, ook Rembrandtkenners, weinig vertrouwd met de Bijbel. Maar iedereen weet dat Rembrandt sterk werd geïnspireerd door het Oude en Nieuwe Testament. Zijn vroegste werk, op enkele allegorische studies na, is terug te voeren op bijbelse verhalen. ‘De Verloren Zoon’, ‘David en Absalom’ en ‘Jacob zegent de zonen van Jozef’ zijn topwerken waar geen enkel meningsverschil over bestaat. Toch zijn er specialisten die gemakshalve beweren dat Rembrandt in de voorstelling van zijn ‘Historiestuk’ niet eenduidig en herkenbaar was. Terwijl ander bijbels jeugdwerk dat juist wél is, zoals ‘Biliam en de Ezelin’, ‘De doop van de kamerling’, ‘Christus verdrijft de geldwisselaars uit de tempel’ en ‘De berouwvolle Judas werpt de zilverlingen in de tempel’.
Later ontwikkelde Rembrandt een voorliefde voor de aartsvaders Abraham, Isaac en Jacob, met hun dramatische wederwaardigheden als verraad, list en bedrog, ijdelheid en verzoening.
Ernst van de Wetering heeft ooit gezegd dat hij alle boeken over Rembrandt terzijde zou schuiven als hij slechts een kwartier met hem zou mogen spreken. Rudi Fuchs schreef het boek ‘Rembrandt spreekt’, met zijn vragen en denkbeeldige antwoorden. Zou Rembrandt in vijftien minuten kunnen uitleggen wat hij op het ‘Historiestuk’ heeft geschilderd? Ik zou het hem graag vragen – en ik ben niet de enige.
Toen ik op de eerste winterse zondag van januari 2014 in een verloren uur voor het schilderij stond, zag ik wat Rembrandt in 1626 had geschilderd. Kwam het door mijn vertrouwdheid, van jongs af aan, met het bijbelverhaal van Jozef? Wat voor mij de doorslag gaf, was de unieke combinatie van de cruciale beeldelementen. De verbaasde emotie bij Jozef (zijn kroon wankelt zelfs), de twee knielende broers, Juda die een eed aflegt, de oude vader Jacob en de jongste zoon Benjamin die aan de rechterkant (denkbeeldig) meekijken. Deze combinatie past maar op één tafereel: dat van Jozef en zijn halfbroers. Een populair verhaal waar ook schrijvers zoals Jacob Cats, Joost van den Vondel en Hugo de Groot met allure mee aan de slag gingen, een episch drama waarin ijdelheid, bedrog, overspel en verzoening een grote rol spelen. Koren op de molen van Rembrandt.
De sleutel tot de oplossing van het raadsel van het ‘Historiestuk’ ligt bij een minder bekend jeugdwerk van Rembrandt uit Musée des Beaux-Arts in Lyon: ‘De steniging van de Heilige Stefanus’ (1625). Voor zover ik weet, is deze titel nooit eerder in twijfel getrokken. Maar bij nadere bestudering zie ik geen gestenigde Stefanus die een visioen krijgt, maar een heel andere scène: Jozefs halfbroers die zich op hem wreken en met stenen bekogelen – in Rembrandts tijd werden de remonstranten ook met stenen bekogeld.
Wat me direct opvalt, is de bloedrode mantel van het slachtoffer. Dat is niet zomaar een jas! Dat is de prachtig geweven mantel van Jozef die door zijn halfbroers te grazen wordt genomen alvorens zij hem in de put gooien. Boven in het schilderij zien we op een rots diezelfde Jozef – met rode mantel op schoot – zijn dromen uitleggen aan zijn kreupele vader Jacob, twee broers en de kleine Benjamin. Juda herken je aan zijn glimmende borstkuras en gepluimde hoed met witte veer. Jozef houdt een korenschoof in zijn hand en vertelt vol trots dat zijn halfbroers ooit voor hem zullen buigen.
Zijn droom komt uit. Op het ‘Historiestuk’ gaan ze diep door het stof voor hun verraad. De broer met het oogverblindende zonneschild knielt zo nadrukkelijk dat Rembrandt zijn knie vuurrood schilderde.
Het kunstwerk heeft een pendant – exact dezelfde afmeting, 90 x 122 cm, op eikenhouten paneel – in het schilderij uit Lyon. Zoals Marten en Oopjen bij elkaar horen als man en vrouw, zo horen ook het ‘Leids Historiestuk’ en – wat ik noem – ‘De wraaklust van Jozefs broers in Dothan’ bij elkaar. De twee schilderijen zijn in Leiden te zien. Daarmee komt het Jozefverhaal volledig tot zijn recht.
Het is mijn overtuiging dat Rembrandt in het ‘Historiestuk’ een cruciaal psychologisch moment uit het bijbelboek Genesis schilderde. Rembrandt hoorde het indrukwekkende verhaal wellicht vanaf de kansel in de Leidse Pieterskerk. Ook zijn leermeester Lastman schilderde meerdere episodes uit het Jozefverhaal. Rembrandt schilderde Jozef met de scepter in zijn hand en een ‘wiebelende’ kroon op zijn hoofd als onderkoning in Egypte. Met onthutsende verbazing (sterke rimpels op zijn voorhoofd) herkent hij zijn halfbroers uit Kanaän. Zijn prachtig geweven onder- en bovenmantel is daarvoor het bewijs. De broers knielen voor hem (Jozefs dromen over de korenschoven komen hiermee uit), terwijl zij niet kunnen bevroeden dat ze oog in oog staan met Jozef die zij ooit uit jaloezie in een put hebben geworpen en vervolgens voor twintig sjekel hebben verkocht aan rondreizende Midjanitische kooplui.
Juda – die de samenzwering op zijn kerfstok heeft – zweert een eed. Zijn glimmende borstkuras verraadt zijn personage evenals zijn gepluimde hoed met witte veer die hij nederig in zijn hand houdt.
Zelfs de oude vader Jacob staat met tabberd en weelderige baard op het schilderij, schuin achter hem de jonge Benjamin die met zijn krullende haardos een zelfportret van Rembrandt moet zijn. De dienstdoende klerk bemerkt Jozefs verbazing; die verbaasde emotie weerspiegelt zich op zijn gezicht. Hij houdt de administratie bij van het in- en verkopen van graan, tijdens de overvloed van Egypte en de hongersnood in Kanaän.
Rembrandt schilderde dit tafereel als een volleerd regisseur, met ongekend raffinement voor decor, kostuums en rekwisieten. Hij moest alle zeilen bijzetten, want het Jozefverhaal is een complexe intrige met talloze symbolische verwijzingen. Geraffineerd verweefde Rembrandt diverse scènes uit het bijbelverhaal (dat 23 hoofdstukken lang is) tot één tafereel. Dat zullen bijbelexegeten direct bespeuren. Rembrandts verbeelding draaide op volle toeren. Jozef die zijn halfbroers herkent, ze aanziet voor verspieders, naar hun vader informeert en hen wegstuurt na een reeks beproevingen. Pas bij het tweede bezoek, jaren later als zijn echte broer Benjamin meekomt, zweert Juda zijn eed.
Wie het verhaal van Jacob en Jozef in de Bijbel leest, wordt getroffen door de emotionele lading wanneer Jozef zijn broers herkent. De persoon met de gebiedende scepter in zijn hand is geen klassieke held zoals Brutus of Alexander de Grote, maar Jozef, onderkoning van Egypte. Naast hem staat de prachtig uitgedoste Potifar afgebeeld, waar Jozef ooit als majordomus in huis had gewoond, en waar hij onterecht werd beticht van overspel met diens vrouw. Potifar stuurde Jozef als straf naar de gevangenis. Daar kreeg Jozef de kans de verontrustende en symbolische dromen van de Farao te verklaren; die kwamen één voor één uit en Jozef werd als ‘helderziende en visionair’ gekroond tot onderkoning van Egypte.
Op het ‘Historiestuk’ voert Potifar het commando over de lijfwacht, kennelijk heeft Jozef zich verzoend met zijn voormalig broodheer. Op de achtergrond heeft Rembrandt een zuil geschilderd, met een miniatuurflashback naar ‘De wraaklust van Jozef broers in Dothan’ uit Lyon. Wie goed kijkt, ziet de parmantige Jozef lopen met sierlijke omslagmantel en baret, een stenengooiende broer, met half ontbloot bovenlijf en een broer die de vacht vasthoudt van het gedode geitenbokje om daarmee de jas van Jozef te besmeuren als bewijs voor zijn dood bij vader Jacob. Op de zuil staat het geitenbokje – een verwijzing naar de dood van Christus. Jozef en Christus werden tijdens de zeventiende-eeuwse godsdiensttwisten vaak met elkaar vergeleken.
Jozef zadelt de toeschouwer niet op met een schuldgevoel, maar is hier de wijze held. Hij overwint als lieveling van zijn vader Jacob zijn ijdelheid. Het ‘Leids Historiestuk’ zou wat mij betreft moeten worden omgedoopt tot ‘Jozef herkent zijn broers in Egypte’. Rembrandt hield van het Jozefverhaal, hij maakte er veel tekeningen, etsen en schilderijen van. In 1656 schilderde hij het sluitstuk: ‘Jacob zegent de zonen van Jozef’.
Eerst Jozefs krenking en daarna diens loutering: het is een wijze les die protestanten graag lazen in de Bijbel. Net als bij Vondel in zijn twee beroemde toneelstukken ‘Jozef in Dothan’ en ‘Jozef in Egypte’ is Jozef hier een exempel, een held waar gewone burgers zich in konden herkennen of aan konden spiegelen. “Neem geen wraak, maar verzoen je met de vijand”, was een niet mis te verstane boodschap, zeker tijdens de Tachtigjarige Oorlog en de religieuze conflicten tussen remonstranten en contraremonstranten. Een boodschap die tot op de dag van vandaag nog razend actueel is.
De jonge Rembrandt - Rising Star, Museum De Lakenhal, 2 november t/m 9 februari 2020. De expositie reist door naar het Ashmolean Museum in Oxford van 27 februari t/m 7 juni 2020.
Voor meer informatie: http://www.lakenhal.nl