Rembrandt wedijverde met collega’s: cijfers geven in Het Rembrandthuis

Geplaatst in Musea en getagged met op door .
Rembrandt, 1659, Jupiter en Antiope. foto Museum Het Rembrandthuis

Rembrandt, 1659, Jupiter en Antiope. foto Museum Het Rembrandthuis

* Met ‘Dat kan beter! Rembrandt en de oude meesters’ heeft Het Rembrandthuis een entertainende expositie gemaakt. Het uitgangspunt is eenvoudig: aan de hand van ruim 120 prenten aantonen dat Rembrandt zijn ‘illustere voorgangers en tijdgenoten’ niet alleen navolgde, maar vooral verbeterde. Bezoekers worden geprikkeld die conclusie ook zelf te trekken: klopt het eigenlijk wel wat de tekstborden over die verbeteringen concluderen? Vaak wel, maar soms is zo’n collega gewoon ook heel goed, alleen in een andere stijl dan Rembrandt werkte. De expositie nodigt uit tot gezellig samen cijfers uitdelen: geven we Rembrandt een tien en Rubens een negen, of keren we dat toch om?

De functionaris van de ‘Desolate Boedelskamer’ die Rembrandt in juli 1656 in de Jodenbreestraat op bezoek kreeg omdat er voor de afhandeling van zijn faillissement een inventaris moest worden opgemaakt, trof een enorme verzameling papierkunst aan. Volgens Jaap van der Veen van het Rembrandt Informatie Centrum, auteur van de voortreffelijke uitgave die voor de spotprijs van één euro de expositie begeleidt, had Rembrandt ongeveer 4000 stukken grafiek en een iets kleiner aantal tekeningen in huis. Naast Anthonie van Dijck en Peter Paul Rubens noteerde de functionaris ‘verscheyde andere oude meesters’ als Lucas van Leyden, Maarten van Heemskerck, Martin Schongauer, Lucas Cranach, Hans Holbein, Rafaël, Titiaan en Annibale Caracci.

Van der Veen herinnert aan  een ‘belangwekkend artikel’ van prof. Ernst van de Wetering over de sterke ambitie die Rembrandt koesterde om zijn beroemde voorgangers met zijn schilderijen te overtreffen. Hij legde de strenge regels van de kunst van de klassieken die door zijn tijdgenoten werden nagevolgd naast zich neer en ging uit van de natuur: die hoefde ‘naar zijn opvatting niet verfraaid of verbeterd te worden’. Het ontlenen van motieven aan andermans werk – het ‘rapen’ – was in die periode onder kunstenaars heel gebruikelijk, als het maar niet te opzichtig gebeurde, aldus Van der Veen. Dat deed Rembrandt ook, maar de werken op de expositie – verzameld door conservator Bob van den Boogert - vallen onder de definitie van ‘emulatie’: het overtreffen van het nagevolgde voorbeeld, een wedijver die Rembrandt ook bij zijn etsen voelde.

Annibale Caracci verbeeldde in 1592 hoe de oppergod Jupiter in de gedaante van een sater naar de bloot slapende prinses Antiope gluurde. Rembrandt koos hetzelfde thema in 1659. Volgens het tekstbord bij dit tweetal op de expositie wist hij ‘het bevallige naakte lichaam van Antiope in totale rust veel ongedwongener en natuurlijker weer te geven dan Caracci’. Tsja, vooruit, Rembrandt wint met een half punt verschil. Maar Albrecht Dürer versus Rembrandt? En Lucas van Leyden en Rembrandt? Vooral gaan kijken en zelf oordelen.

De expositie ‘Dat kan beter! Rembrandt en de oude meesters’ in Museum Het Rembrandthuis (Jodenbreestraat, Amsterdam) duurt tot en met 19 januari. Voor meer informatie: www.rembrandthuis.nl

 

Annibale Carraci, 1592, Jupiter en Antiope, collectie Rijksmuseum Amsterdam

Annibale Carraci, 1592, Jupiter en Antiope, collectie Rijksmuseum Amsterdam

 

 

Reageren