* Bij de lancering van www.musealeverwervingen.nl van de Nederlandse Museumvereniging werden de schijnwerpers deze week allereerst – begrijpelijk – gericht op de ‘vetste vissen’ van het onderzoek naar kunst uit de periode 1933-1945 die vermoedelijk - of inmiddels zeker – is geroofd, geconfisqueerd of gedwongen verkocht. Zoals een schilderij van Lissitzky in het Van Abbe Museum, een werk van J.G. Cuyp van het Dordrechts Museum en Gouden Eeuw-zilver van Lutma in Rijksmuseum en Amsterdam Museum. Nieuwsgierig geworden naar de collectie van het accordeonmuseum De Muse in Malden of museum Ald Slot in Wergea? Ook daarin voorziet de site, een adembenemende registratie van jarenlange monnikenarbeid.
De site wordt ook in het Engels vertaald en dat is niet voor niets: erfgenamen van de oorspronkelijke – vooral - joodse eigenaren wonen niet zelden in het buitenland. Het projectteam van de Nederlandse Museumvereniging (Helen Schretlen, Jona Mooren en Marieke Krabshuis) stimuleerde de musea de afgelopen jaren om de onderste steen toch boven te krijgen als de herkomst van een object niet duidelijk was. Omdat het om hoge-school-wetenschappelijk tijdrovend speurwerk ging, was die begeleiding onontbeerlijk.
Het onderzoek leverde bij 41 musea 139 objecten met een mogelijk problematische herkomstgeschiedenis op. Aan 61 daarvan kon inmiddels de naam van een oorspronkelijke eigenaar worden gekoppeld. Voorzitter Rudi Ekkart van de Commissie Museale Verwervingen vanaf 1933 en supervisor van het projectteam, hoopte bij de lancering van de site dat de publiciteit dat aantal zal verhogen.
Een voorbeeld van het vaak ingewikkelde herkomstonderzoek zijn de lotgevallen van het ‘Landschap met oogstende boeren’ van Marten van Valkenborch uit de collectie van het Rijksmuseum Twenthe. Het staat nu vast dat de schilderijencollectie van de joodse juwelier Bernhard Albert Mayer, inclusief dit werk uit circa 1565, op 25 juni 1934 werd geveild bij veilinghuis Paul Graupe in Berlijn, mogelijk onder druk van de politieke omstandigheden. Mayer was van 1908 tot 1941 president van de joodse gemeenschap in Mainz en emigreerde in 1941 naar Argentinië. Het schilderij kwam terecht bij kunsthandel P. de Boer in Amsterdam en werd gekocht door de Enschedese verzamelaar G.B.W. ter Kuile, die zijn collectie in 1964 aan het Rijksmuseum Twenthe legateerde. Leven er nog nazaten van Mayer in Duitsland of Argentinië? Wie weet.
Een ongewone categorie onder de ‘museale verwervingen vanaf 1933’ is het porselein dat de Duitse weduwe van de Enschedese verzamelaar Lasonder in de oorlog aan de NSDAP-leider van Gildehaus ten geschenke gaf. Haar man had het in bruikleen gegeven aan het museum, na de oorlog bezorgden de geallieerden het porselein daar weer terug. ‘Er wordt door het museum naar een adequate oplossing gezocht’, meldt de site discreet.
Nabestaanden of erfgenamen die een object op de site herkennen, moeten zich in eerste instantie tot het museum wenden. Als er problemen over teruggave ontstaan, kan de Restitutiecommissie (een rijkscommissie) worden ingeschakeld voor een bindend advies. Voor alle informatie, vooral ook over deze praktische zaken: www.musealeverwervingen.nl.