*Een wandtekst op de tentoonstelling Van Gogh & Japan citeert Vincent in een brief van 23/24 september 1888 aan broer Theo: ‘En je kunt volgens mij de Japanse kunst niet bestuderen zonder veel vrolijker en gelukkiger te worden (…).’ We weten het, dat gevoel beklijfde niet. In januari 1889 schilderde Van Gogh ‘Zelfportret met verbonden oor’: ten prooi aan een vlaag van verstandsverbijstering had hij eind 1888 zijn rechteroor afgesneden, met het vertrek van Gauguin uit Arles was zijn op Japan geïnspireerde ideaal van een kunstenaarsgemeenschap vervlogen. Op de achtergrond van het kwetsbare portret – bij hoge uitzondering uitgeleend door The Courtauld Gallery, voor het eerst sinds 1930 in Nederland – schilderde Vincent zijn favoriete Japanse kleurenhoutsnede ‘Geisha’s in een landschap’, een ontroerend blijk van hoop en moed.
Senior onderzoeker/hoogleraar Louis van Tilborgh – met onder anderen senior conservator Nienke Bakker lid van het internationale team dat de expositie tot stand bracht – stelt in de catalogus dat Vincent met deze achtergrond kennelijk wilde zeggen ‘dat zijn Provençaalse schilderparadijs en dus zijn kunst hem weer op de juiste weg zouden brengen. Zijn angst voor geestelijke verdwazing wilde hij ‘trotseren door (…) het penseel’, zo schreef hij eind januari nog. Hij zocht naar ‘tegengif’, en de pessimist in hem moest dus onderdrukt worden, waardoor hij anders dan in zijn twee eerdere zelfportretten zijn gelaat niet askleurig maakte.’
Die twee eerdere doeken zijn ook op de expositie: ‘Zelfportret als schilder’ (1887-1888) uit de collectie van het Van Gogh Museum en het Zelfportret (1888) uit de collectie van de Harvard Art Museums/Fogg Museum, Cambridge, MA. Nog vervuld van illusies vereeuwigde Vincent zich op dat portret als ‘bonze’, een Japanse monnik, een ‘eenvoudige aanbidder van de eeuwige Boeddha’. Voorafgaand aan de komst van Gauguin naar Arles stuurden de kunstenaars elkaar zelfportretten, Vincent had er net een ontvangen van de man die hij als leider van de kunstenaarsgemeenschap in gedachten had.
Sinds Japan in 1854 werd opengesteld voor buitenlandse handel was de Europese markt overspoeld door Japanse kunst en kunstnijverheid. Het publiek viel massaal voor de exotische verfijnde ontwerpen.Kunstenaars vonden inspiratie in ukiyo-prenten, letterlijk ‘beelden van de vluchtige wereld’, illustraties op schilderijen, prenten en in boeken over de genoegens van theater en het rosse leven, later gebruikt als term voor alle Japanse prentkunst van voor de 20ste eeuw. Van Gogh kocht in de winter van 1886-1887 ruim 600 Japanse kleurenhoutsneden bij de Parijse kunsthandelaar Siegfried Bing met de bedoeling ze te verhandelen.
Dat liep anders: Vincents inspiratie ontvlamde door de combinatie van sterke contouren, heldere vlakverdeling en felle kleuren, de Japanse prenten werden de belangrijkste voorbeelden bij zijn zoektocht naar een nieuwe moderne schilderstijl. Vincent op 15 juli 1888 aan Theo: ‘De Japanse kunst is iets als de primitieven, als de Grieken, als onze oude Hollanders, Rembrandt, Potter, Hals, Vermeer. Dat kent geen einde.’
De expositie opent met kopieën die Van Gogh schilderde om zich die nieuwe richting eigen te maken, waaronder ‘Courtisane (naar Eisan)’ uit 1887, uit de eigen collectie van het museum. Het verhaal over Van Gogh en Japan wordt tot op het laatst van zijn leven gevolgd met talrijke bruiklenen uit Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zwitserland en Nederland zelf, met de rijkdom aan schilderijen en Japanse prenten uit de eigen collectie als fundament onder een zeer feestelijke expositie. Wie vermoedt het werk van Van Gogh zo langzamerhand wel te kennen, vergist zich.
De expositie ‘Van Gogh & Japan’ in het Van Gogh Museum duurt tot en met 24 juni. Voor meer informatie: http://www.vangoghmuseum.nl