Door Gerda J. van Ham
Op 8 mei 1889 werd Vincent van Gogh vrijwillig opgenomen in een inrichting voor geesteszieken in het middeleeuwse klooster Saint-Paul de Mausole, nabij Saint Rémy (Provence). Dr. Peyron, de geneesheer directeur, noteerde: ‘Epileptische aanvallen, met tussenpozen van acute waanzin met gezichts- en gehoor hallucinaties’. Vincent zag zijn eigen situatie boordevol angsten en schuldgevoelens als een hopeloze zaak. ‘Als schilder zal ik nooit iets belangrijks betekenen, dat besef ik ten volle’.
Precies een jaar later, in mei 1890, schreef hij een onthullende brief aan de Nederlandse kunstcriticus J. Isaäcson. Van Gogh was zojuist ontslagen uit de inrichting en beschreef uitvoerig acht schilderijen van olijfgaarden waarvan hij ‘beslist overtuigd’ was dat deze serie een bijdrage zou leveren aan de Moderne Kunst. Wat was er in die tussenliggende maanden gebeurd?
In de tentoonstelling Van Gogh en de Olijfgaarden wordt deze episode nauwkeurig in kaart gebracht. Van Gogh experts Nienke Bakker, Teio Meedendorp en Louis van Tilborgh belichten diverse facetten van Van Goghs kunstenaarschap. Niet alleen zijn de olijfgaarden verbluffend expressief geschilderd met stralende kleuren, ook lukte het hem ze een persoonlijke bezieling te geven. Hij navigeerde in die periode tussen hoop en vrees, alsof hij dagelijks langs het ravijn scheerde. Het doet zijn werk zinderen en tintelen van leven én melancholie.
Als hij (net ontslagen uit de kliniek) in Parijs aan de keukentafel zit bij zijn broer Theo en schoonzus Jo (met pasgeboren baby), spreekt hij met geen woord over zijn verblijf in Saint Paul de Mausole. Jo herinnerde zich een vrolijke en opgewekte Vincent die erop uitging om zijn dagelijkse portie olijven te kopen. In Parijs zal hij deze pittoreske olijfbomen zeker hebben gemist net als de ontelbare krekels, smaragdgroene gouden torren en grote blauwe vliegen.
De episode Saint Rémy is fascinerend, juist omdat Van Gogh in zijn brieven vanuit de inrichting uitlegt wat hem bezielt en beangstigt. Het is een zeldzaam intiem inkijkje in het getourmenteerde leven van een schilder die geen enkele hoop koestert op een greintje geluk. In deze tragische omstandigheden van eenzame opsluiting, gloren een aantal lichtpuntjes. Vincent krijgt twee kamers toebedeeld, een met uitzicht op het korenveld en op de achtergrond de Alpilles (Kleine Alpen), en zijn atelier met uitzicht op de tuin. Bij aankomst stond de verwilderde kloostertuin in volle bloei. Eerst raakte hij in vuur en vlam door de bloeiende fruitbomen, daarna onder de bekoring van de oleanders. Hij schrijft: ‘De oleander spreekt van liefde, maar de olijfboom, dat is iets anders’. De olijfgaarden staan buiten de ommuurde inrichting. Een oude luchtfoto toont aan dat ze in arealen zijn geplant, tussen amandelbomen, vijgen- en moerbeibomen in. Als zijn situatie enigszins verbetert, mag Van Gogh buiten de muren gaan schilderen, waar hij olijfgaarden aantreft in scharkeringen grijs en zilverachtig groen tegen de blauwe luchten. Steeds heeft hij de Alpilles in het vizier met de toppen van Mont Gaussier en Deux Trous. Hij schildert deze bergen vaak mee als silhouet in blauw-violette tinten. Soms schilderde hij de zon als een stralenkrans, vaker liet hij de zon weg ten gunste van de compositie.
Zijn favoriete onderwerp in Sant Rémy is zonder meer de olijfboom. Bij nader onderzoek is gebleken dat hij ook de olijfbomen schildert in de tuin van het echtpaar Trabuc, de oppasser van de inrichting. Olijfbomen bloeien weelderig in de lente en vroege zomer met zilverkleurige blaadjes en zacht geelgroene tinten. Ze omlijsten ook de zinderende zomer met hun groene weelde en grillige takken op oeroude stronken: ‘Olijfbomen hebben iets heel intiems, iets onmetelijks ouds’. In een brief aan zijn vriend Emile Bernard schrijft Vincent dat hij volop geniet ‘als een krekel’. Het lastigste is om de achtergrond harmonieus te vervlechten met zijn motief. In de naderende herfst wordt de toonzetting aardser, de kleuraccenten grimmiger. Hij schildert de rode aarde waarmee de kwetsbare stam wordt bedekt tegen de vorst, een mengsel van kalksteen, zand en ijzerhoudende klei. Ook de luchten veranderen van kleur. Pas in november en december werden de olijven geoogst. De oliveurs en hun echtgenoten in klederdracht, klommen op driebenige trappen met een rieten mandje in de aanslag. Iedereen hielp mee, de oogst werd vlak voor Kerst met lokale festiviteiten gevierd. Van Gogh raakte echter net als een jaar eerder, vlak voor Kerst in een diepe crisis. In 1888 was die crisis veroorzaakt door het plotselinge vertrek van Gauguin. Toen viel de droom om een kunstenaars kolonie op te zetten in Arles, als een nachtmerrie in duigen. Ook dit keer liet Gauguin op een voor Vincent onaangename wijze van zich horen.
Terwijl Vincent in Saint Paul de Mausole een ongekende werkdrift aan de dag legde, in tegenstelling tot de lamlendigheid van zijn medepatiënten, kreeg hij wel degelijk via Theo berichten uit de kunstwereld opgestuurd. Een wereld waar het academisme en de banale virtuositeit op het hoogaltaar werd beleden. En Van Gogh haatte die zucht naar het artificiële. Als rechtgeaard protestant die zich van de theologie en de kerk had losgemaakt, zocht hij zelf zijn heil in het primitivisme. Dat wil zeggen in een grote soberheid, wars van ‘stadse fratsen’, zoals hij het zelf treffend typeerde. Drama en strijd waren nodig om te lijden voor een hoger doel.
Uitgerekend sturen zijn collega schilders Gauguin en Bernard hem een brief ( 10 november, 1889) met een tekening van Christus in de Hof van Olijven (Getsemane). Zij brengen hem op de hoogte van hun moderne variaties op de religieuze schilderkunst. Zijn reactie is fel, alsof hij door een adder wordt gebeten. Uitgerekend zijn medestanders in de rivaliserende kunstwereld, kiezen (in zijn ogen) voor een vals soort mystiek. Vincent raakte er moedeloos van. Zijn streven is een eerlijke expressie, wat hij omschrijft als ‘wandelen met God’.
In zijn Saint Rémy periode zal Vincent zich opnieuw overgeven aan religieuze gedachten, mogelijk ingegeven door de aanwezigheid van nonnen die in de inrichting werken. Hij zal een van de zusters schilderen in een Pietà als Maria Dolo Rosa waarbij hij zijn eigen gezicht projecteert op die van Christus. Zijn ooit gekoesterde ambitie om het geloof te verkondigen onder verschoppelingen speelt op. Een ambitie die als zovele voortijdig in de kiem werd gesmoord. Kortom Van Gogh valt ten prooi aan diepe melancholie. Die crisis zal weken aanhouden. Zijn schilderactiviteiten liggen stil, terwijl er nu juist een uitnodiging is binnen gekomen om deel te nemen aan een groepstentoonstelling in Brussel van de kunstenaarsgroep Les XX.
Het bijeen brengen van de expressieve serie olijfgaarden uit Saint Rémy van 1889 is een uitzonderlijke prestatie. Het zijn kunstwerken die zelden worden uitgeleend, deels uit particuliere verzamelingen. Ze zijn ook nog eens voor deze tentoonstelling goed bestudeerd, zowel boven als onder de verf. Restaurator Karin Pilz onderzocht de technieken, pigmenten en materialen. In de pasteuze verf werd zelfs een krekel aangetroffen.
De kleine, maar uiterst verfijnde tentoonstelling is een voltreffer. Van Gogh schilderde zijn olijfbomen met beweeglijke penseelstreken in kleurige toetsen zonder een specifieke stijl te ontwikkelen. Hij had genoeg aan de zichtbare werkelijkheid. De verbeelding had hem al ellende genoeg berokkend, zijn gestileerde Sterrennacht had hij zelfs als een mislukt avontuur bestempeld. Vincent schreef ‘dat hij tegen de muur van de zinsbegoocheling was aangelopen’. Dat nooit meer. Hij vergeleek de Mediterrane olijfboom met de Hollandse knotwilg. Hij vond troost in de natuur, alsof het een eeuwigheid zou duren. Tragisch genoeg zou hij zijn erkenning niet meer mee maken.
Van Gogh en de olijfgaarden, t/m 12 juni in het Van Gogh Museum, Amsterdam.