“Kleur is het klavier, het oog de hamer,
terwijl de ziel een piano met vele snaren is”
Uit: Über das Geistige in der Kunst
Door Gerda J. van Ham
Pionier, docent en uitgever Wassily Kandinsky (1866-1944), opereerde evenals een handjevol andere pleitbezorgers voor de moderne kunst, op het snijvlak van figuratie en abstractie. Vanwege zijn revolutionaire theoretische geschriften, zoals ‘Über das Geistige in der Kunst’, wordt deze imposante Rus gerubriceerd als een van de vroegste non-figuratieve kunstenaars. De expositie ‘Kandinsky, Pionier van de abstracte kunst’ in het H’ART Museum (voormalige Hermitage aan de Amstel), maakt inzichtelijk dat hij tegelijkertijd zonnige en schaduwrijke natuurstudies schilderde als geometrische abstracties, alsof hij schaakte op meerdere borden.
Wie zich verdiept in zijn veelzijdige oeuvre, leert een fascinerende persoonlijkheid kennen die zijn wortels vond in de Russische en Duitse volkskunst. In zijn enerverende leven bracht Kandinsky het tot Russisch, Duits en Frans staatsburger. Als docent aan het Bauhaus nam hij actief deel aan de verhitte discussies over abstractie en geometrie. Dat leidde tot vriendschappen maar ook tot vijandelijke confrontaties. Uiteindelijk zocht hij de luwte op in Parijs, waar hij geïnspireerd door het uitzicht van zijn appartement in Neuilly-sur-Seine, het licht en de kleur liet veranderen in biomorfe motieven, als cellen en membranen. Uiteindelijk bevrijdde hij zijn laatste werk, decoratieve kunstwerken in pastel- tinten, van zijn theoretische leerstellingen.
Het is lastig om Wassily Kandinsky kunsthistorisch te plaatsen. Precies 15 jaar geleden besloot ik naar Parijs af te reizen voor de retrospectieve expositie over Kandinsky, in Centre Pompidou. Ik wilde me zelf onderdompelen in het geheimzinnige Kandinsky universum, in de hoop wat wijzer te worden. Die voorbeeldige expositie beleefde ik als een aangename mokerslag. Voor het eerst kon ik zijn artistieke aspiraties van jaar tot jaar volgen, vanwege de genereuze schenking van weduwe Nina Kandinsky. Een dag later ging ik weer. En opnieuw beleefde ik een ware sensatie. Alsof ik een reis maakte door de tijd van het vroege modernisme. En wat ontdekte ik in Parijs? Kandinsky bleek een veelzijdig en nauwelijks in kaart te brengen kunstenaar.
Wassily Kandinsky, getrouwd met zijn adellijke nichtje Anja, studeerde tot zijn dertigste economie en Romeins recht, onderwerpen die doorgaans blijk geven van een mathematisch brein. Toch bleek hij grote idealen te koesteren die hij vervolgens in de beeldende kunst wist om te smeden tot abstracte notities. In 1900 besloot hij het roer drastisch om te gooien en naar München te verhuizen waar hij ging studeren bij Franz von Stuck, een gerenommeerde academische kunstenaar. “Ik liet een gedwongen hardwerkend bestaan achter me, maar zag werk vol vreugde voor me liggen”. Vanaf dat moment verkeerde hij louter in artistieke en muzikale kringen, richtte met geld uit een erfenis een kunstacademie op, gaf een beroemde Almanak (Der Blaue Reiter) uit en leerde Gabriele Münter kennen. Als artistieke nomaden reisde hij met levensgezellin Münter door Europa en Noord-Afrika (Tunesië). Uiteindelijk kwam hij tot rust in Das Russenhaus (aangekocht met geld van Münter) in Murnau op het Beierse platteland, nabij de Staffelsee. In Murnau raakte Kandinsky bevangen door de schilderkoorts. Hij schilderde er magnifieke kleine en grotere landschappen in sensationele Matisse kleuren. Hij noemde deze studies ‘Improvisaties en Impressies’.
Ooit, in een autobiografische terugblik, beschreef Kandinsky welke drie doorslaggevende ervaringen van belang waren in zijn leven. De meest sensationele is zijn reis naar Vologda. Van mei tot en met juli 1889 reisde Kandinsky met een groepje studenten naar dit gouvernement namens het Russische Keizerrijk Genootschap voor Natuurwetenschappen, Etnografie en Antropologie. In dit buitengewest maakte hij kennis met heidense overblijfselen in de religie van de Komi (Zyrjenen), een Russisch-Fins volk van veehouders en vissers. Hij bezocht huiskamers van boerderijen met kleurrijk beschilderde muren alsof hij in een decor liep van ‘zuivere’ volkskunst. Dit theatrale effect zou hem nimmer loslaten. Zijn leven lang preludeerde hij op dit inzicht, dat een schilderij niet alleen vanuit een perspectief (midden voor) kan worden bekeken, maar pas tot zijn recht komt vanuit alle gezichtshoeken, als een structuur in de ruimte. Zijn wandschilderingen uit 1922 voor de ‘Juryfreie Kunstschau’ in Berlijn getuigen hiervan. H’ART Museum reconstrueerde deze expositie, aan de hand van overgeleverde studieschetsen. Een ruimtelijke sensatie waar kleuren en vormen zweven als door een denkbeeldig heelal. Kandinsky voegde er in zijn geschriften de volgende verklaring aan toe. “Het is vanzelfsprekend dat de kleurharmonie alleen kan steunen op de bijbehorende vibratie van de menselijke ziel, dit is ten diepste een innerlijke noodzaak”.
Vanwege zijn Franse connecties (hij was bevriend geraakt met de schatrijke collectioneurs Gertrude en Leo Stein) zag Kandinky al vroeg een schilderij van Monet, waarvan hij niet kon doorgronden wat het onderwerp precies voorstelde. Het bleek een ‘Hooiopper’, maar vanwege het abstracte karakter, was nauwelijks te ontdekken waar de vorm, een kleurrijk weefsel van losse toetsjes, begon en het landschap doorliep in de verte. Abstractie was dus geen rigoureuze stap zoals vaak wordt gedacht, maar een toevallige ontdekking. Het diende zich als vanzelf aan door de atmosferische stemmingen in de natuur waar een kunstenaar op een intuïtieve wijze mee kennis maakt. Persoonlijk wist Kandinsky daar goed raad mee, hij was een muzikaal en poëtisch ingesteld mens. Hij zou nooit een echte hardliner van het Russische Suprematisme of Constructivisme worden.
Als derde noemde Kandinsky de opera Lohengrin van Wagner, het samensmelten van de ijle en bombastische klanken van de zangers, in combinatie met de scenografie. In deze opera ervoer hij de kracht van de beeldende kunsten, resonerende en associatieve beelden die als vanzelf door de muziek en enscenering worden opgeroepen. Deze drie inspiratiebronnen maken zijn artistieke zoektocht inzichtelijk en vertegenwoordigen de drie landen Rusland, Duitsland en Frankrijk waar hij zich thuis voelde en gewaardeerd werd.
Wassily Kandinsky verloochende nimmer zijn Russische achtergrond. Hij noemde de stad Moskou als de stemvork voor zijn schilderkunst. Zijn zorgvuldig uitgedachte structuren van zwevende diagonalen en oprijzende patronen in primaire kleuren wit, rood en zwart, doen denken aan die van de Suprematisten als Malevich en El Lissitsky. Hij ervoer het geestelijke (de immateriële waarde) in abstracte verschijnselen en zag dat als een leidraad voor de kracht van de autonome kunst in de toekomst. Hij raakte net als Piet Mondriaan in de ban van de Theosofie van Georg Steiner en stond open voor occulte en esoterische stromingen. Zijn Baltische grootmoeder las hem graag kinderboeken voor en leerde hem liedjes, zodat de Middeleeuwse wereld van sprookjes en volkskunst hem vertrouwd maakte met houtsneden en tempera technieken. Van 23 mei tot 21 juni 1904 bezocht hij met Gabrielle Münter Nederland en bezocht onder meer Edam, Volendam, Marken, Broek en Waterland en Hoorn. ‘Samstagabend’ is een mooi voorbeeld van zijn tempera techniek op zwart papier. De witte zeilen van de boten, de witte gesteven kapjes van de jonge meisjes in klederdracht en hun witte blouses, tonen duidelijk de invloed van die eerder genoemde houtsneden. Folkloristisch getint werk waarmee Kandinsky op een originele manier laat zien, dat hijzelf schatplichtig bleef aan de etnografie, waar hij al vroeg mee kennis maakte in Vologda.
Ook had hij interesse in de decoratieve stijl van juwelen, keramiek en meubels. Das Russenhaus in Murnau versierde hij met meubels en gestileerde (Jugendstil) ornamenten. Met Gabrielle Münter stroopte hij de Beierse regio af voor religieuze volkskunst. Zijn oog viel op geëmailleerde glaskunst, waarvan hij het effect kopieerde door een zwarte achtergrond te gebruiken met een techniek van tempera en grafische effecten. Kleurrijke vlakken binnen zwarte contouren, waarin hij zijn geliefde oerthema van ruiter Sint-Joris en de draak uitbeeldde, met puntige lans in vliegende galop.
Tijdens zijn Bauhaus periode schilderde Kandinsky ‘Auf Weiss II’ (1923), een raadselachtig werk met geometrische vormen, grote zwarte lijnen die aan het einde dunner worden, cirkels, schaakbord motieven in primaire kleuren die sterk beïnvloed zijn door het Suprematisme. Angela Lampe, de Kandinsky expert uit het Centre Pompidou, veronderstelt dat we hier een soort gevecht zien tussen diverse lansen die elkaar kruisen, mogelijk de lans van de Heilige Sint-Joris. Dat dit werk bepalend was voor zijn experimenten, blijkt wel uit het feit dat Kandinsky het ophing aan de muur van zijn eetkamer in zijn appartement van het Bauhaus in Dessau. En later ook exposeerde op een toonaangevende expositie in Jeu de Paume (Parijs, 1937), waar de oorsprong en ontwikkeling werd getoond van de onafhankelijke internationale kunst. Precies op het politieke kantelpunt dat Hitler aan de macht kwam en de modernisten monddood verklaarde als ‘entartet’. Mogelijk is dit baanbrekende kunstwerk ook een uiting van zijn gevecht (de lans van Sint-Joris) om zich als eigenzinnige pionier staande te houden tussen de rivaliserende en provocerende docenten als Johannes Itten en Theo van Doesburg. Hij noemde zijn Bauhaus tijd niet voor niets zijn ‘koele periode’. Jaloerse collega’s aan het Bauhaus noemden hem een verwarde expressionist. Was dat uit afgunst of strategie?
Uit liefde en dankbaarheid schonk Wassily zijn derde vrouw Nina ‘Entassement Réglé’, een kleurrijk ensemble als cadeau voor Pasen. Zij zelf zag er een schitterende oceaan in van kleuren die haar deed denken aan de beschilderde eieren van Fabergé, die de tsaren gaven aan hun echtgenoten. Een typisch traditioneel Russisch gebaar. Wordt de revolutionaire kunst van pionier Kandinsky dan niet al te behaaglijk? Juist hij die het immateriële of onstoffelijke bewierookte. Veelzeggend is zijn uitspraak: “de punt is een levend wezen, als de kunstenaar hem goed op het doek plaatst, is de kleine punt tevreden en vrolijkt hij de kijker op”. Die kijker, zoals ik, blijft geïntrigeerd achter, omringd door Kandinsky’s werk, zijn raadselachtige universum.
Kandinsky, pionier van de abstracte kunst, H’ART Museum, t/m 10 november 2024. Voor meer informatie: http://www.hartmuseum.nl