Wybrand Hendriks in Teylers Museum: een feilloos kennersoog

Wybrand Hendriks (1744-1831), Zelfportret, 1807, olieverf op paneel, 30 x 22 cm, Frans Hals Museum, Haarlem (in langdurig bruikleen aan Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Door Gerda J. van Ham

Wybrand Hendriks (1744-1831) was een artistieke duizendpoot. Hij werd in 1785 aangesteld als kunstschilder en conservator tekeningen en prenten van het zojuist geopende Teylers Museum in Haarlem. Samen met zijn vrouw Agatha Ketel nam hij zijn intrek in het Pieter Teylers Huis gelegen aan de Damstraat, om de hoek bij het Spaarne. Hendriks ontplooide zich in zijn functie als ‘kastelein’ van het Teylers Museum tot veelgevraagd portrettist, bestuurder van de stadstekenacademie en restaurateur van waardevolle Italiaanse tekeningen. Nu het Pieter Teylers Huis, na een jarenlange restauratie, is heropend (2021), wordt deze nijvere bewoner, geheel terecht, in de schijnwerpers gezet als gedreven culturele netwerker en actieve patriot. Wat opvalt is zijn vaardige hand van tekenen. De expositie ‘Wybrand Hendriks was hier!’ geeft een solide kunsthistorisch overzicht van zijn veelzijdige oeuvre van stadsgezichten, stillevens, portretten, landschappen en genrevoorstellingen. Wie was deze Wybrand Hendriks die door zijn biograaf ooit werd omschreven als: “een spelend genie die schier alle vakken der kunst doorliep”?

De expositie opent met een zelfportret. Met een open blik kijkt Wybrand Hendriks ons onderzoekend aan. Hij portretteerde zichzelf niet als kunstkenner of sociaal geslaagde Haarlemmer, maar als een man in zijn dagelijkse tenue. Alsof hij een rustpauze neemt in zijn atelier tussen zijn drukke werkzaamheden door, en even in de spiegel kijkt. Het kleine maar meesterlijk geobserveerde zelfportret is slechts in een beperkt palet van bruin/ groene kleuren uitgewerkt. Hij gebruikt af en toe een streepje witte verf om het gezicht te verlevendigen. Het is een karakterportret zonder ijdeltuiterij. Later zal Hendriks nog talloze portretten schilderen van de Haarlemse en Amsterdamse elite, zoals de drukkersfamilie Enschedé. Dat zijn society portretten met, in onze ogen, potsierlijke Marie-Antoinette jurken en wonderbaarlijke hoofddeksels op bepoederde pruiken. Dan is hij de gladde schilder die welgestelden op hun verdienstelijks moest portretteren. Zijn echte talent openbaart zich vooral in het vrije werk.

Wybrand Hendriks was klassiek geschoold als tekenaar aan de Amsterdamse Stadstekenacademie waar hij jaar op jaar prijzen won, enkele getekende modelstudies getuigen hiervan. Niet veel later doet hij ervaring op als behangselschilder en verkent vooral idyllische landschapstaferelen. Wat uit de erudiete catalogus blijkt, is dat Wybrand Hendriks zich zelf opwerkte van ambachtsman tot geslaagde académicien, zoals ze dat in Frankrijk omschreven. Een ‘all round’ kunstenaar die nauwgezet de Ovale Zaal in Teylers Museum schilderde op een relatief klein doek. Dat is een lastige exercitie en de kans is groot dat hij daar de bolle spiegel (optisch hulpmiddel) voor gebruikte, zodat hij de ovale zaal ook in perspectief nauwkeurig tot in het detail van de eikenhouten vitrinekasten tot smeedijzeren balustrades kon uitwerken. Zijn vakmanschap stond buiten kijf. Hendriks zou zich gaan toeleggen op het topografisch stadsgezicht. Hij schilderde of tekende bijvoorbeeld een hofje op de Bakernessegracht of een pittoresk doorkijkje waar kinderen spelen met een hond. Hij kon minutieus bakstenen en straatstenen tekenen of schilderen, maar ook oudhollandse gevels, tuigage van boten, de Bavo kerk op het stadsplein waar stadsgenoten een wandeling maken. Vaderlandslievende taferelen alsof er geen oorlog en dreigende economische rampspoed bestond. Zowel het panoramische stadsgezicht legde hij vast als het veelzeggende detail. Het zijn waardevolle tijdsdocumenten uit een pre-industrieel tijdperk zonder fotografie.

Wybrand Hendriks (1744-1831) Het melkmeisje, ca 1810-1820, olieverf op doek, 42,1 x 34,7 cm, Teylers Museum, Haarlem (aangekocht met steun van het Anjerfonds, Noord-Holland)

Je vraagt je af waarom de Hollandse achttiende eeuw altijd zo stiefmoederlijk wordt bejegend? De puissant rijke elite was aan het potverteren, de minder bedeelden leefden van kleine nijverheid en anders van de bedeling. Hendriks schilderde en tekende de economische malaise, de verkrotting van stadgewesten, de soepuitdeling en de Bataafse Opstand (1794-1799), waar hij als overtuigd patriot actief aan deelnam. Op de expositie hangen kleine, maar reuze interessante, tekeningen over die Bataafse Opstand. Het zijn allegorische verwijzingen naar vrijheid en broederschap, bewapende burgers die met hun beschietingen hoopten op de val van de aristocratie, naar Frans voorbeeld. Wybrand voelde zich thuis in deze kring van vaak Doopsgezinde en verlichte geesten. Hij was een vurig pleitbezorger van revolutionaire geschriften en burgerparticipatie. Door technisch te leren tekenen konden ook eenvoudige lieden een vak als timmerman of metselaar uitoefenen. Tekenonderwijs werd dan ook hoog aangeschreven. Zelf zou hij ten slotte opklimmen van eenvoudig behangselschilder tot conservator van Teylers Museum. En in die veeleisende functie kon hij goed gedijen en uiteindelijk maatschappelijk het verschil maken.

Uit de catalogus wordt duidelijk hoe de dagelijkse bezigheden van Wybrand Hendriks eruit zagen. Als kastelein ontving hij betalende bezoekers voor de collecties wetenschap en kunsten in de Ovale Zaal. Wetenschappers uit Europa kwamen graag op bezoek, in het bijzonder voor de ontwikkelingen in de natuurwetenschappen. Daar was een andere directeur voor aangesteld: de wat lastige en veeleisende Martinus van Marum. Hendriks maakte speciale tekeningen op aanvraag van Van Marum met betrekking tot nieuwe aanwinsten voor de collectie, uiteenlopend van fossielen tot de enorme elektrificeermachine. Gulzig kocht Wybrand tekeningen en grafiek aan voor het museum. Niet zelden gaf hij voor een tekening van een kopstuk uit de zeventiende eeuw zoals Adriaan van Ostade (een olijk drankfestijn in een herberg) een fortuin uit, ofwel zijn eigen jaarsalaris (1100 gulden). Hij moest alle aangekochte tekeningen beschrijven, restaureren en catalogiseren. Dat deed hij met de meest nauwkeurige overgave. In 1790 zou hij getuige zijn van een fortuinlijke verwerving uit adellijke kringen in Rome van 1700 Italiaanse tekeningen die ooit hadden toebehoord aan Christina van Zweden. Na tussenkomst van een van de bestuursleden van de Teylers Stichting was de weg geplaveid voor een spectaculaire aankoop voor het astronomische bedrag van 10.000 gulden. Deze collectie wordt nog altijd beschouwd als de kroonjuwelen, met tekeningen van o.a. Michelangelo, Rafael, Goltzius, Lorrain en Rembrandt. Met deze aankoop wist hij het Teylers Museum te verheffen tot een museum met wereldfaam.

Zelf tekende hij graag naar de grote voorbeelden uit de zeventiende eeuw zoals Rembrandt, Hals en Vermeer. In dat genre had hij een duidelijke voorkeur voor binnenhuis interieurs, landschappen of stillevens. Er wordt zelfs beweerd dat hij bij bevriende verzamelaars het Gezicht op Delft van Johannes Vermeer (nu Mauritshuis) heeft kunnen bestuderen en daar een kopie van maakte in waterverf. Mogelijk zag hij ook Het Melkmeisje en raakte hij onder de bekoring van Vermeers kleuren en compositie. Zelf schilderde hij een variant op Het Melkmeisje, weliswaar in een aangepaste entourage maar toch met een kwinkslag naar het origineel. Een prikkelend tafereel, de oogopslag verraadt een nieuwsgierige jonge vrouw, met een poes die uit de kan likt. Wybrand kon bij tijd en wijle onverwacht olijk, snedig en preluderend uit de hoek komen. In de catalogus wordt zijn humor en karikaturale, mild spottende wijze van afbeelden geroemd.

Wybrand Hendriks (1744-1831) De Ovale Zaal van Teylers Museum, 1802-1820, olieverf op paneel, 47,7 x 62 cm, Teylers Museum, Haarlem (schenking van mr. H.J.D.D. Enschedé 1897)

Hoogtepunt op de expositie van Wybrand Hendriks vormen de losse tekeningen, die hij mogelijk voor verzamelaars maakte of in zijn eigen spaarzame vrije tijd. Op de muur in het prentenkabinet hangt een serie schutters in aquarel. Hendriks kreeg toegang tot de collectie van de beroemde schutterstukken van Hals, en tekende de immense doeken na op een klein stukje papier. Dat doet hij meesterlijk. In compositie en kleurstelling overtreft hij zichzelf. Er wordt in het bijschrift verteld dat deze tekeningen nog altijd worden gebruikt bij de restauraties van de schutterstukken in het Frans Hals Museum.

Op Wybrand kon je bouwen en vertrouwen. Zelf nam hij de vrijheid om aangekochte tekeningen op te kalefateren, hij kon uit hoofde van zijn functie gemakkelijk een tafereel aanvullen met een volstrekt natuurlijke inkleuring. Dat mocht natuurlijk nooit opvallen, hij stelde zijn talent in dienst van het hogere ideaal. Na 35 dienstjaren in het Pieter Teylers Huis als kastelein en conservator werd hem eervol ontslag verleend. Hij kon met een jaarlijks pensioen van 600 gulden gemakkelijk rondkomen en een huishoudster in dienst nemen.

Hendriks stierf kinderloos. Bij zijn dood werd hij bijgezet bij zijn eerder overleden echtgenotes Agatha en Geertruid in de Bavo, de kerk die hij zo vaak had getekend of geschilderd. Zijn verzameling verworven tekeningen en schilderijen alsmede zijn eigen, niet verkochte werk, ging onder de veilinghamer. De opbrengst kwam niet ten goede aan zijn voormalige werkgever, maar aan een blinde neef uit Rusland die in een invaliden tehuis woonde in Parijs. Jammer natuurlijk, maar door diverse bruiklenen uit het buitenland hangt het werk van Wybrand Hendriks wederom, maar wel tijdelijk, bij elkaar op deze innemende expositie.

'Wybrand Hendriks was hier!' in Teylers Museum, te zien t/m 7 januari 2024.

Voor meer informatie: http://www.teylersmuseum.nl

Wybrand Hendriks (1744-1831), naar Frans Hals, De maaltijd van officieren van de Sint-Jorisdoelen te Haarlem ca 1780-1820, penseel en waterverf op papier, 39,9 x 53,7 cm, Teylers Museum Haarlem

 

 

 

Reageren