*Philippe de Croy (1434 – 1482) liet zich rond 1460 schilderen door Rogier van der Weyden, geliefd aan het Bourgondische hof omdat hij zijn modellen zowel levensecht als voornaam wist af te beelden. Het schitterende portret van de edelman – volgens de contemporaine geschiedschrijver Georges Chastellain slim en welbespraakt – verhuisde uit het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) naar Den Haag voor de expositie ‘Zuiderburen. Portretten uit Vlaanderen 1400 – 1700’ in het Mauritshuis. Onder de meer dan twintig bruiklenen uit Antwerpen - het KMSKA is tot 2019 dicht voor een ingrijpende renovatie en kon ruimhartig zijn – zijn ook meesterwerken van Hans Memling, Peter Paul Rubens, Anthony van Dyck, Cornelis de Vos en Pieter Pourbus.
In Antwerpen waren tijdens de zestiende en zeventiende eeuw de meest vernieuwende portretschilders actief, maar de basis voor de natuurgetrouwe weergave van het menselijke gezicht werd in het vijftiende-eeuwse Brugge gelegd, leert het voortreffelijke essay van Katlijne Van der Stighelen, hoogleraar aan de KU Leuven, in de catalogus. ‘Portretten waren consumptiegoederen – net als een mooi huis, een koets of juwelen – en bij uitstek geschikt om zich te onderscheiden van anderen door zich een bepaalde levensstijl aan te meten, die niet altijd overeenstemde met de werkelijkheid. Schijn en zijn: daar gaat elk portret over.’
In opbloeiende steden als Brugge en Gent werd kunst – aldus Van der Stighelen - een van de meest begeerde middelen om het emancipatieproces van vermogende burgers als ambtenaren, bankiers en kooplieden gestalte te geven. Het meest befaamde vroege voorbeeld van realistische portretkunst bevindt zich in de collectie van The National Gallery in Londen en is er nu niet bij: het dubbelportret van de Italiaanse koopman Giovanni Arnolfini en zijn vrouw Giovanna Cenami, die in 1434 in Brugge voor Jan van Eyck poseerden.
Na 1440 traden kunstenaars die zich hadden laten inspireren door Van Eyck nieuwe wegen in en ontwikkelden eigen varianten waarmee ze internationale roem verwierven. Van der Stighelen in dit verband over Van der Weyden: ‘Meer dan Van Eyk besteedde hij aandacht aan de expressie en het karakter van zijn modellen. Niet alleen hun aangezicht, maar ook het lichaam en de handen gingen een eigen rol vervullen. Zo is Philippe de Croy in gebed verzonken voorgesteld; zijn hoekige kin en lange hals met de geprononceerde adamsappel geven een realistisch beeld van zijn gezicht. De fijne handen die elkaar voorzichtig raken, bepalen mede de indruk van deze devoot uitziende persoonlijkheid.’
Schijn of zijn? Van De Croy is bekend dat hij zich tijdens zijn loopbaan een ras-opportunist toonde, die zonder scrupules de kant van de tegenpartij koos als hem dat beter uitkwam. Edwin Buijsen - Hoofd Collectie Mauritshuis en conservator van de tentoonstelling, projectmedewerker Charlotte Wytema en de andere betrokkenen bij ‘Zuiderburen’ hebben bijna alle geportretteerden kunnen identificeren. Wie hen op de expositie in de ogen heeft gekeken, moet vooral de tekstbordjes met persoonlijke informatie niet overslaan. En wie nog meer wil weten: de catalogus is een juweel. Wie waren deze mensen, die dankzij het virtuoze realisme van Vlaamse schilders nog steeds zo dichtbij voelen?
De expositie ‘Zuiderburen. Portretten uit Vlaanderen 1400-1700’ in het Mauritshuis duurt tot en met 14 januari. Voor meer informatie: http://www.mauritshuis.nl